Gebruik het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken.
- \(\text{Ayman heeft 54 euro uitgegeven aan een nieuwe batterij voor zijn smartphone.} \\ \text{Er is nu nog 172 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Ayman voor de aankoop?}\)
- \(\text{Loubna gaat 3 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 1.05 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Mila heeft 3 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 42 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\)
- \(\text{Nihad gaat 3 dagen in de week fietsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 45 km gefietst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Jana gaat 6 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 1.2 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Sarah gaat 6 dagen in de week schaatsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 24 km geschaatst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Maxim heeft 52 euro uitgegeven aan een spidermanpak.} \\ \text{Er is nu nog 124 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Maxim voor de aankoop?}\)
- \(\text{Nihad gaat 4 dagen in de week schaatsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 16 km geschaatst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Jana gaat 5 dagen in de week fietsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 60 km gefietst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Warinda heeft 5 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 50 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\)
- \(\text{Mohamed heeft 46 euro uitgegeven aan een spidermanpak.} \\ \text{Er is nu nog 146 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Mohamed voor de aankoop?}\)
- \(\text{Mila heeft 3 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 51 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\)
Gebruik het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken.
Verbetersleutel
- \(\text{Ayman heeft 54 euro uitgegeven aan een nieuwe batterij voor zijn smartphone.} \\ \text{Er is nu nog 172 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Ayman voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Ayman voor de aankoop} \\
x - 54 = 172 \\
\Leftrightarrow x = 172 + 54 = 226 \\
\text{Ayman had 226 euro}\)
- \(\text{Loubna gaat 3 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 1.05 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per baantje} \\
3.x = 1.05 \\
\Leftrightarrow x = \frac{1.05}{3} = 0.35 \\
\text{Loubna legt 0.35 km af per baantje}\)
- \(\text{Mila heeft 3 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 42 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per frisdrank} \\
3.x = 42 \\
\Leftrightarrow x = \frac{42}{3} = 14 \\
\text{Mila kan maximaal 14 euro uitgeven aan een liter frisdrank}\)
- \(\text{Nihad gaat 3 dagen in de week fietsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 45 km gefietst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per tourke} \\
3.x = 45 \\
\Leftrightarrow x = \frac{45}{3} = 15 \\
\text{Nihad legt 15 km af per tourke}\)
- \(\text{Jana gaat 6 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 1.2 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per baantje} \\
6.x = 1.2 \\
\Leftrightarrow x = \frac{1.2}{6} = 0.2 \\
\text{Jana legt 0.2 km af per baantje}\)
- \(\text{Sarah gaat 6 dagen in de week schaatsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 24 km geschaatst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per rondje} \\
6.x = 24 \\
\Leftrightarrow x = \frac{24}{6} = 4 \\
\text{Sarah legt 4 km af per rondje}\)
- \(\text{Maxim heeft 52 euro uitgegeven aan een spidermanpak.} \\ \text{Er is nu nog 124 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Maxim voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Maxim voor de aankoop} \\
x - 52 = 124 \\
\Leftrightarrow x = 124 + 52 = 176 \\
\text{Maxim had 176 euro}\)
- \(\text{Nihad gaat 4 dagen in de week schaatsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 16 km geschaatst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per rondje} \\
4.x = 16 \\
\Leftrightarrow x = \frac{16}{4} = 4 \\
\text{Nihad legt 4 km af per rondje}\)
- \(\text{Jana gaat 5 dagen in de week fietsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 60 km gefietst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per tourke} \\
5.x = 60 \\
\Leftrightarrow x = \frac{60}{5} = 12 \\
\text{Jana legt 12 km af per tourke}\)
- \(\text{Warinda heeft 5 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 50 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per frisdrank} \\
5.x = 50 \\
\Leftrightarrow x = \frac{50}{5} = 10 \\
\text{Warinda kan maximaal 10 euro uitgeven aan een liter frisdrank}\)
- \(\text{Mohamed heeft 46 euro uitgegeven aan een spidermanpak.} \\ \text{Er is nu nog 146 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Mohamed voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Mohamed voor de aankoop} \\
x - 46 = 146 \\
\Leftrightarrow x = 146 + 46 = 192 \\
\text{Mohamed had 192 euro}\)
- \(\text{Mila heeft 3 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 51 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per frisdrank} \\
3.x = 51 \\
\Leftrightarrow x = \frac{51}{3} = 17 \\
\text{Mila kan maximaal 17 euro uitgeven aan een liter frisdrank}\)