Instapvraagstukken

Hoofdmenu Eentje per keer 

Gebruik het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken.

  1. \(\text{Ayman heeft 47 euro uitgegeven aan een gouden Pokemonkaart.} \\ \text{Er is nu nog 57 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Ayman voor de aankoop?}\)
  2. \(\text{Loubna gaat 5 dagen in de week fietsen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 105 km gefietst.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
  3. \(\text{Jana gaat 6 dagen in de week zwemmen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 1.5 km gezwommen.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
  4. \(\text{Wouter heeft 25 euro uitgegeven aan een spelletje voor de PlayStation.} \\ \text{Er is nu nog 247 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\)
  5. \(\text{Sarah gaat 4 dagen in de week schaatsen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 14 km geschaatst.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
  6. \(\text{Lina heeft 7 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 36 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\)
  7. \(\text{Mohamed heeft 25 euro uitgegeven aan een nieuwe batterij voor zijn smartphone.} \\ \text{Er is nu nog 288 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Mohamed voor de aankoop?}\)
  8. \(\text{Mila heeft 7 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 72 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\)
  9. \(\text{Lina heeft 7 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 41 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\)
  10. \(\text{Wouter heeft 52 euro uitgegeven aan een nieuwe batterij voor zijn smartphone.} \\ \text{Er is nu nog 211 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\)
  11. \(\text{Maxim heeft 25 euro uitgegeven aan een kerstcadeau voor een vriendin.} \\ \text{Er is nu nog 194 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Maxim voor de aankoop?}\)
  12. \(\text{Jana gaat 4 dagen in de week lopen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 28 km gelopen.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)

Gebruik het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken.

Verbetersleutel

  1. \(\text{Ayman heeft 47 euro uitgegeven aan een gouden Pokemonkaart.} \\ \text{Er is nu nog 57 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Ayman voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Ayman voor de aankoop} \\ x - 47 = 57 \\ \Leftrightarrow x = 57 + 47 = 104 \\ \text{Ayman had 104 euro}\)
  2. \(\text{Loubna gaat 5 dagen in de week fietsen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 105 km gefietst.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per tourke} \\ 5.x = 105 \\ \Leftrightarrow x = \frac{105}{5} = 21 \\ \text{Loubna legt 21 km af per tourke}\)
  3. \(\text{Jana gaat 6 dagen in de week zwemmen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 1.5 km gezwommen.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per baantje} \\ 6.x = 1.5 \\ \Leftrightarrow x = \frac{1.5}{6} = 0.25 \\ \text{Jana legt 0.25 km af per baantje}\)
  4. \(\text{Wouter heeft 25 euro uitgegeven aan een spelletje voor de PlayStation.} \\ \text{Er is nu nog 247 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Wouter voor de aankoop} \\ x - 25 = 247 \\ \Leftrightarrow x = 247 + 25 = 272 \\ \text{Wouter had 272 euro}\)
  5. \(\text{Sarah gaat 4 dagen in de week schaatsen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 14 km geschaatst.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per rondje} \\ 4.x = 14 \\ \Leftrightarrow x = \frac{14}{4} = 3.5 \\ \text{Sarah legt 3.5 km af per rondje}\)
  6. \(\text{Lina heeft 7 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 36 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per frisdrank} \\ 7.x = 36 \\ \Leftrightarrow x = \frac{36}{7} = 5.14 \\ \text{Lina kan maximaal 5.14 euro uitgeven aan een liter frisdrank}\)
  7. \(\text{Mohamed heeft 25 euro uitgegeven aan een nieuwe batterij voor zijn smartphone.} \\ \text{Er is nu nog 288 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Mohamed voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Mohamed voor de aankoop} \\ x - 25 = 288 \\ \Leftrightarrow x = 288 + 25 = 313 \\ \text{Mohamed had 313 euro}\)
  8. \(\text{Mila heeft 7 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 72 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per frisdrank} \\ 7.x = 72 \\ \Leftrightarrow x = \frac{72}{7} = 10.29 \\ \text{Mila kan maximaal 10.29 euro uitgeven aan een liter frisdrank}\)
  9. \(\text{Lina heeft 7 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 41 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per frisdrank} \\ 7.x = 41 \\ \Leftrightarrow x = \frac{41}{7} = 5.86 \\ \text{Lina kan maximaal 5.86 euro uitgeven aan een liter frisdrank}\)
  10. \(\text{Wouter heeft 52 euro uitgegeven aan een nieuwe batterij voor zijn smartphone.} \\ \text{Er is nu nog 211 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Wouter voor de aankoop} \\ x - 52 = 211 \\ \Leftrightarrow x = 211 + 52 = 263 \\ \text{Wouter had 263 euro}\)
  11. \(\text{Maxim heeft 25 euro uitgegeven aan een kerstcadeau voor een vriendin.} \\ \text{Er is nu nog 194 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Maxim voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Maxim voor de aankoop} \\ x - 25 = 194 \\ \Leftrightarrow x = 194 + 25 = 219 \\ \text{Maxim had 219 euro}\)
  12. \(\text{Jana gaat 4 dagen in de week lopen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 28 km gelopen.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per ronde} \\ 4.x = 28 \\ \Leftrightarrow x = \frac{28}{4} = 7 \\ \text{Jana legt 7 km af per ronde}\)
Oefeningengenerator wiskundeoefeningen.be 2024-05-13 15:50:24
Een site van Busleyden Atheneum Mechelen