Instapvraagstukken

Hoofdmenu Eentje per keer 

Gebruik het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken.

  1. \(\text{Wouter heeft 51 euro uitgegeven aan een gouden Pokemonkaart.} \\ \text{Er is nu nog 66 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\)
  2. \(\text{Mila heeft 5 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 83 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\)
  3. \(\text{Loubna gaat 4 dagen in de week schaatsen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 10 km geschaatst.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
  4. \(\text{Jana gaat 6 dagen in de week zwemmen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 2.4 km gezwommen.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
  5. \(\text{Wouter heeft 41 euro uitgegeven aan een nieuwe batterij voor zijn smartphone.} \\ \text{Er is nu nog 77 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\)
  6. \(\text{Sarah gaat 4 dagen in de week zwemmen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 1.6 km gezwommen.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
  7. \(\text{Nihad gaat 5 dagen in de week zwemmen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 1.5 km gezwommen.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
  8. \(\text{Warinda heeft 7 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 77 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\)
  9. \(\text{Mohamed heeft 29 euro uitgegeven aan een gouden Pokemonkaart.} \\ \text{Er is nu nog 81 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Mohamed voor de aankoop?}\)
  10. \(\text{Froukje heeft 7 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 78 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\)
  11. \(\text{Wouter heeft 27 euro uitgegeven aan een spidermanpak.} \\ \text{Er is nu nog 34 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\)
  12. \(\text{Jana gaat 6 dagen in de week lopen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 36 km gelopen.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)

Gebruik het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken.

Verbetersleutel

  1. \(\text{Wouter heeft 51 euro uitgegeven aan een gouden Pokemonkaart.} \\ \text{Er is nu nog 66 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Wouter voor de aankoop} \\ x - 51 = 66 \\ \Leftrightarrow x = 66 + 51 = 117 \\ \text{Wouter had 117 euro}\)
  2. \(\text{Mila heeft 5 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 83 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per frisdrank} \\ 5.x = 83 \\ \Leftrightarrow x = \frac{83}{5} = 16.6 \\ \text{Mila kan maximaal 16.6 euro uitgeven aan een liter frisdrank}\)
  3. \(\text{Loubna gaat 4 dagen in de week schaatsen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 10 km geschaatst.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per rondje} \\ 4.x = 10 \\ \Leftrightarrow x = \frac{10}{4} = 2.5 \\ \text{Loubna legt 2.5 km af per rondje}\)
  4. \(\text{Jana gaat 6 dagen in de week zwemmen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 2.4 km gezwommen.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per baantje} \\ 6.x = 2.4 \\ \Leftrightarrow x = \frac{2.4}{6} = 0.4 \\ \text{Jana legt 0.4 km af per baantje}\)
  5. \(\text{Wouter heeft 41 euro uitgegeven aan een nieuwe batterij voor zijn smartphone.} \\ \text{Er is nu nog 77 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Wouter voor de aankoop} \\ x - 41 = 77 \\ \Leftrightarrow x = 77 + 41 = 118 \\ \text{Wouter had 118 euro}\)
  6. \(\text{Sarah gaat 4 dagen in de week zwemmen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 1.6 km gezwommen.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per baantje} \\ 4.x = 1.6 \\ \Leftrightarrow x = \frac{1.6}{4} = 0.4 \\ \text{Sarah legt 0.4 km af per baantje}\)
  7. \(\text{Nihad gaat 5 dagen in de week zwemmen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 1.5 km gezwommen.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per baantje} \\ 5.x = 1.5 \\ \Leftrightarrow x = \frac{1.5}{5} = 0.3 \\ \text{Nihad legt 0.3 km af per baantje}\)
  8. \(\text{Warinda heeft 7 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 77 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per frisdrank} \\ 7.x = 77 \\ \Leftrightarrow x = \frac{77}{7} = 11 \\ \text{Warinda kan maximaal 11 euro uitgeven aan een liter frisdrank}\)
  9. \(\text{Mohamed heeft 29 euro uitgegeven aan een gouden Pokemonkaart.} \\ \text{Er is nu nog 81 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Mohamed voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Mohamed voor de aankoop} \\ x - 29 = 81 \\ \Leftrightarrow x = 81 + 29 = 110 \\ \text{Mohamed had 110 euro}\)
  10. \(\text{Froukje heeft 7 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 78 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per frisdrank} \\ 7.x = 78 \\ \Leftrightarrow x = \frac{78}{7} = 11.14 \\ \text{Froukje kan maximaal 11.14 euro uitgeven aan een liter frisdrank}\)
  11. \(\text{Wouter heeft 27 euro uitgegeven aan een spidermanpak.} \\ \text{Er is nu nog 34 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Wouter voor de aankoop} \\ x - 27 = 34 \\ \Leftrightarrow x = 34 + 27 = 61 \\ \text{Wouter had 61 euro}\)
  12. \(\text{Jana gaat 6 dagen in de week lopen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 36 km gelopen.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per ronde} \\ 6.x = 36 \\ \Leftrightarrow x = \frac{36}{6} = 6 \\ \text{Jana legt 6 km af per ronde}\)
Oefeningengenerator wiskundeoefeningen.be 2025-11-05 21:33:54
Een site van Busleyden Atheneum Mechelen