Gebruik het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken.
- \(\text{Jana gaat 3 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 1.05 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Wouter heeft 22 euro uitgegeven aan een spelletje voor de PlayStation.} \\ \text{Er is nu nog 109 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\)
- \(\text{Froukje heeft 3 gram chocolade nodig om chocoladecakes te bakken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 48 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de chocolade per gram maximaal kosten?}\)
- \(\text{Jana gaat 4 dagen in de week fietsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 60 km gefietst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Mila heeft 3 meter stof nodig om een kleedje te maken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 50 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de stof per meter maximaal kosten?}\)
- \(\text{Lina heeft 6 meter stof nodig om een kleedje te maken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 61 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de stof per meter maximaal kosten?}\)
- \(\text{Wouter heeft 53 euro uitgegeven aan een kerstcadeau voor een vriendin.} \\ \text{Er is nu nog 153 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\)
- \(\text{Sarah gaat 4 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 1.2 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Jana gaat 3 dagen in de week schaatsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 6 km geschaatst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Mila heeft 4 gram chocolade nodig om chocoladecakes te bakken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 88 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de chocolade per gram maximaal kosten?}\)
- \(\text{Warinda heeft 3 meter stof nodig om een kleedje te maken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 61 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de stof per meter maximaal kosten?}\)
- \(\text{Wouter heeft 53 euro uitgegeven aan een nieuwe batterij voor zijn smartphone.} \\ \text{Er is nu nog 96 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\)
Gebruik het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken.
Verbetersleutel
- \(\text{Jana gaat 3 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 1.05 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per baantje} \\
3.x = 1.05 \\
\Leftrightarrow x = \frac{1.05}{3} = 0.35 \\
\text{Jana legt 0.35 km af per baantje}\)
- \(\text{Wouter heeft 22 euro uitgegeven aan een spelletje voor de PlayStation.} \\ \text{Er is nu nog 109 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Wouter voor de aankoop} \\
x - 22 = 109 \\
\Leftrightarrow x = 109 + 22 = 131 \\
\text{Wouter had 131 euro}\)
- \(\text{Froukje heeft 3 gram chocolade nodig om chocoladecakes te bakken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 48 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de chocolade per gram maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per chocolade} \\
3.x = 48 \\
\Leftrightarrow x = \frac{48}{3} = 16 \\
\text{Froukje kan maximaal 16 euro uitgeven aan een gram chocolade}\)
- \(\text{Jana gaat 4 dagen in de week fietsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 60 km gefietst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per tourke} \\
4.x = 60 \\
\Leftrightarrow x = \frac{60}{4} = 15 \\
\text{Jana legt 15 km af per tourke}\)
- \(\text{Mila heeft 3 meter stof nodig om een kleedje te maken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 50 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de stof per meter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per stof} \\
3.x = 50 \\
\Leftrightarrow x = \frac{50}{3} = 16.67 \\
\text{Mila kan maximaal 16.67 euro uitgeven aan een meter stof}\)
- \(\text{Lina heeft 6 meter stof nodig om een kleedje te maken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 61 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de stof per meter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per stof} \\
6.x = 61 \\
\Leftrightarrow x = \frac{61}{6} = 10.17 \\
\text{Lina kan maximaal 10.17 euro uitgeven aan een meter stof}\)
- \(\text{Wouter heeft 53 euro uitgegeven aan een kerstcadeau voor een vriendin.} \\ \text{Er is nu nog 153 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Wouter voor de aankoop} \\
x - 53 = 153 \\
\Leftrightarrow x = 153 + 53 = 206 \\
\text{Wouter had 206 euro}\)
- \(\text{Sarah gaat 4 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 1.2 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per baantje} \\
4.x = 1.2 \\
\Leftrightarrow x = \frac{1.2}{4} = 0.3 \\
\text{Sarah legt 0.3 km af per baantje}\)
- \(\text{Jana gaat 3 dagen in de week schaatsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 6 km geschaatst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per rondje} \\
3.x = 6 \\
\Leftrightarrow x = \frac{6}{3} = 2 \\
\text{Jana legt 2 km af per rondje}\)
- \(\text{Mila heeft 4 gram chocolade nodig om chocoladecakes te bakken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 88 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de chocolade per gram maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per chocolade} \\
4.x = 88 \\
\Leftrightarrow x = \frac{88}{4} = 22 \\
\text{Mila kan maximaal 22 euro uitgeven aan een gram chocolade}\)
- \(\text{Warinda heeft 3 meter stof nodig om een kleedje te maken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 61 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de stof per meter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per stof} \\
3.x = 61 \\
\Leftrightarrow x = \frac{61}{3} = 20.33 \\
\text{Warinda kan maximaal 20.33 euro uitgeven aan een meter stof}\)
- \(\text{Wouter heeft 53 euro uitgegeven aan een nieuwe batterij voor zijn smartphone.} \\ \text{Er is nu nog 96 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Wouter voor de aankoop} \\
x - 53 = 96 \\
\Leftrightarrow x = 96 + 53 = 149 \\
\text{Wouter had 149 euro}\)