Gebruik het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken.
- \(\text{Mohamed heeft 44 euro uitgegeven aan een gouden Pokemonkaart.} \\ \text{Er is nu nog 210 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Mohamed voor de aankoop?}\)
- \(\text{Wouter heeft 51 euro uitgegeven aan een kerstcadeau voor een vriendin.} \\ \text{Er is nu nog 156 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\)
- \(\text{Loubna gaat 4 dagen in de week schaatsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 14 km geschaatst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Mohamed heeft 30 euro uitgegeven aan een spelletje voor de PlayStation.} \\ \text{Er is nu nog 201 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Mohamed voor de aankoop?}\)
- \(\text{Nihad gaat 5 dagen in de week schaatsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 17.5 km geschaatst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Jana gaat 5 dagen in de week fietsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 105 km gefietst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Mila heeft 5 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 84 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\)
- \(\text{Mohamed heeft 60 euro uitgegeven aan een spidermanpak.} \\ \text{Er is nu nog 311 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Mohamed voor de aankoop?}\)
- \(\text{Maxim heeft 48 euro uitgegeven aan een nieuwe batterij voor zijn smartphone.} \\ \text{Er is nu nog 200 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Maxim voor de aankoop?}\)
- \(\text{Jana gaat 4 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 1.2 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Mila heeft 7 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 84 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\)
- \(\text{Froukje heeft 6 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 87 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\)
Gebruik het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken.
Verbetersleutel
- \(\text{Mohamed heeft 44 euro uitgegeven aan een gouden Pokemonkaart.} \\ \text{Er is nu nog 210 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Mohamed voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Mohamed voor de aankoop} \\
x - 44 = 210 \\
\Leftrightarrow x = 210 + 44 = 254 \\
\text{Mohamed had 254 euro}\)
- \(\text{Wouter heeft 51 euro uitgegeven aan een kerstcadeau voor een vriendin.} \\ \text{Er is nu nog 156 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Wouter voor de aankoop} \\
x - 51 = 156 \\
\Leftrightarrow x = 156 + 51 = 207 \\
\text{Wouter had 207 euro}\)
- \(\text{Loubna gaat 4 dagen in de week schaatsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 14 km geschaatst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per rondje} \\
4.x = 14 \\
\Leftrightarrow x = \frac{14}{4} = 3.5 \\
\text{Loubna legt 3.5 km af per rondje}\)
- \(\text{Mohamed heeft 30 euro uitgegeven aan een spelletje voor de PlayStation.} \\ \text{Er is nu nog 201 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Mohamed voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Mohamed voor de aankoop} \\
x - 30 = 201 \\
\Leftrightarrow x = 201 + 30 = 231 \\
\text{Mohamed had 231 euro}\)
- \(\text{Nihad gaat 5 dagen in de week schaatsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 17.5 km geschaatst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per rondje} \\
5.x = 17.5 \\
\Leftrightarrow x = \frac{17.5}{5} = 3.5 \\
\text{Nihad legt 3.5 km af per rondje}\)
- \(\text{Jana gaat 5 dagen in de week fietsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 105 km gefietst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per tourke} \\
5.x = 105 \\
\Leftrightarrow x = \frac{105}{5} = 21 \\
\text{Jana legt 21 km af per tourke}\)
- \(\text{Mila heeft 5 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 84 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per frisdrank} \\
5.x = 84 \\
\Leftrightarrow x = \frac{84}{5} = 16.8 \\
\text{Mila kan maximaal 16.8 euro uitgeven aan een liter frisdrank}\)
- \(\text{Mohamed heeft 60 euro uitgegeven aan een spidermanpak.} \\ \text{Er is nu nog 311 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Mohamed voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Mohamed voor de aankoop} \\
x - 60 = 311 \\
\Leftrightarrow x = 311 + 60 = 371 \\
\text{Mohamed had 371 euro}\)
- \(\text{Maxim heeft 48 euro uitgegeven aan een nieuwe batterij voor zijn smartphone.} \\ \text{Er is nu nog 200 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Maxim voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Maxim voor de aankoop} \\
x - 48 = 200 \\
\Leftrightarrow x = 200 + 48 = 248 \\
\text{Maxim had 248 euro}\)
- \(\text{Jana gaat 4 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 1.2 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per baantje} \\
4.x = 1.2 \\
\Leftrightarrow x = \frac{1.2}{4} = 0.3 \\
\text{Jana legt 0.3 km af per baantje}\)
- \(\text{Mila heeft 7 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 84 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per frisdrank} \\
7.x = 84 \\
\Leftrightarrow x = \frac{84}{7} = 12 \\
\text{Mila kan maximaal 12 euro uitgeven aan een liter frisdrank}\)
- \(\text{Froukje heeft 6 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 87 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per frisdrank} \\
6.x = 87 \\
\Leftrightarrow x = \frac{87}{6} = 14.5 \\
\text{Froukje kan maximaal 14.5 euro uitgeven aan een liter frisdrank}\)