Gebruik het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken.
- \(\text{Froukje heeft 3 meter stof nodig om een kleedje te maken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 65 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de stof per meter maximaal kosten?}\)
- \(\text{Froukje heeft 5 gram chocolade nodig om chocoladecakes te bakken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 74 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de chocolade per gram maximaal kosten?}\)
- \(\text{Nihad gaat 4 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 1.4 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Warinda heeft 7 gram chocolade nodig om chocoladecakes te bakken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 47 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de chocolade per gram maximaal kosten?}\)
- \(\text{Lina heeft 6 meter stof nodig om een kleedje te maken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 81 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de stof per meter maximaal kosten?}\)
- \(\text{Sarah gaat 5 dagen in de week fietsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 120 km gefietst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Jana gaat 4 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 1 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Mohamed heeft 34 euro uitgegeven aan een spelletje voor de PlayStation.} \\ \text{Er is nu nog 142 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Mohamed voor de aankoop?}\)
- \(\text{Nihad gaat 5 dagen in de week fietsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 75 km gefietst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Loubna gaat 5 dagen in de week fietsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 60 km gefietst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Mila heeft 7 gram chocolade nodig om chocoladecakes te bakken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 80 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de chocolade per gram maximaal kosten?}\)
- \(\text{Maxim heeft 59 euro uitgegeven aan een gouden Pokemonkaart.} \\ \text{Er is nu nog 215 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Maxim voor de aankoop?}\)
Gebruik het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken.
Verbetersleutel
- \(\text{Froukje heeft 3 meter stof nodig om een kleedje te maken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 65 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de stof per meter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per stof} \\
3.x = 65 \\
\Leftrightarrow x = \frac{65}{3} = 21.67 \\
\text{Froukje kan maximaal 21.67 euro uitgeven aan een meter stof}\)
- \(\text{Froukje heeft 5 gram chocolade nodig om chocoladecakes te bakken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 74 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de chocolade per gram maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per chocolade} \\
5.x = 74 \\
\Leftrightarrow x = \frac{74}{5} = 14.8 \\
\text{Froukje kan maximaal 14.8 euro uitgeven aan een gram chocolade}\)
- \(\text{Nihad gaat 4 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 1.4 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per baantje} \\
4.x = 1.4 \\
\Leftrightarrow x = \frac{1.4}{4} = 0.35 \\
\text{Nihad legt 0.35 km af per baantje}\)
- \(\text{Warinda heeft 7 gram chocolade nodig om chocoladecakes te bakken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 47 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de chocolade per gram maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per chocolade} \\
7.x = 47 \\
\Leftrightarrow x = \frac{47}{7} = 6.71 \\
\text{Warinda kan maximaal 6.71 euro uitgeven aan een gram chocolade}\)
- \(\text{Lina heeft 6 meter stof nodig om een kleedje te maken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 81 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de stof per meter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per stof} \\
6.x = 81 \\
\Leftrightarrow x = \frac{81}{6} = 13.5 \\
\text{Lina kan maximaal 13.5 euro uitgeven aan een meter stof}\)
- \(\text{Sarah gaat 5 dagen in de week fietsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 120 km gefietst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per tourke} \\
5.x = 120 \\
\Leftrightarrow x = \frac{120}{5} = 24 \\
\text{Sarah legt 24 km af per tourke}\)
- \(\text{Jana gaat 4 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 1 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per baantje} \\
4.x = 1 \\
\Leftrightarrow x = \frac{1}{4} = 0.25 \\
\text{Jana legt 0.25 km af per baantje}\)
- \(\text{Mohamed heeft 34 euro uitgegeven aan een spelletje voor de PlayStation.} \\ \text{Er is nu nog 142 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Mohamed voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Mohamed voor de aankoop} \\
x - 34 = 142 \\
\Leftrightarrow x = 142 + 34 = 176 \\
\text{Mohamed had 176 euro}\)
- \(\text{Nihad gaat 5 dagen in de week fietsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 75 km gefietst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per tourke} \\
5.x = 75 \\
\Leftrightarrow x = \frac{75}{5} = 15 \\
\text{Nihad legt 15 km af per tourke}\)
- \(\text{Loubna gaat 5 dagen in de week fietsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 60 km gefietst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per tourke} \\
5.x = 60 \\
\Leftrightarrow x = \frac{60}{5} = 12 \\
\text{Loubna legt 12 km af per tourke}\)
- \(\text{Mila heeft 7 gram chocolade nodig om chocoladecakes te bakken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 80 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de chocolade per gram maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per chocolade} \\
7.x = 80 \\
\Leftrightarrow x = \frac{80}{7} = 11.43 \\
\text{Mila kan maximaal 11.43 euro uitgeven aan een gram chocolade}\)
- \(\text{Maxim heeft 59 euro uitgegeven aan een gouden Pokemonkaart.} \\ \text{Er is nu nog 215 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Maxim voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Maxim voor de aankoop} \\
x - 59 = 215 \\
\Leftrightarrow x = 215 + 59 = 274 \\
\text{Maxim had 274 euro}\)