Gebruik het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken.
- \(\text{Sarah gaat 5 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 1.75 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Nihad gaat 3 dagen in de week lopen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 18 km gelopen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Mohamed heeft 59 euro uitgegeven aan een spelletje voor de PlayStation.} \\ \text{Er is nu nog 304 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Mohamed voor de aankoop?}\)
- \(\text{Warinda heeft 5 meter stof nodig om een kleedje te maken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 77 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de stof per meter maximaal kosten?}\)
- \(\text{Sarah gaat 5 dagen in de week lopen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 20 km gelopen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Maxim heeft 37 euro uitgegeven aan een kerstcadeau voor een vriendin.} \\ \text{Er is nu nog 93 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Maxim voor de aankoop?}\)
- \(\text{Loubna gaat 5 dagen in de week lopen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 30 km gelopen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Jana gaat 6 dagen in de week lopen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 36 km gelopen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Lina heeft 7 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 39 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\)
- \(\text{Nihad gaat 4 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 1.2 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Jana gaat 6 dagen in de week fietsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 126 km gefietst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Maxim heeft 31 euro uitgegeven aan een gouden Pokemonkaart.} \\ \text{Er is nu nog 279 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Maxim voor de aankoop?}\)
Gebruik het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken.
Verbetersleutel
- \(\text{Sarah gaat 5 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 1.75 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per baantje} \\
5.x = 1.75 \\
\Leftrightarrow x = \frac{1.75}{5} = 0.35 \\
\text{Sarah legt 0.35 km af per baantje}\)
- \(\text{Nihad gaat 3 dagen in de week lopen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 18 km gelopen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per ronde} \\
3.x = 18 \\
\Leftrightarrow x = \frac{18}{3} = 6 \\
\text{Nihad legt 6 km af per ronde}\)
- \(\text{Mohamed heeft 59 euro uitgegeven aan een spelletje voor de PlayStation.} \\ \text{Er is nu nog 304 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Mohamed voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Mohamed voor de aankoop} \\
x - 59 = 304 \\
\Leftrightarrow x = 304 + 59 = 363 \\
\text{Mohamed had 363 euro}\)
- \(\text{Warinda heeft 5 meter stof nodig om een kleedje te maken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 77 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de stof per meter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per stof} \\
5.x = 77 \\
\Leftrightarrow x = \frac{77}{5} = 15.4 \\
\text{Warinda kan maximaal 15.4 euro uitgeven aan een meter stof}\)
- \(\text{Sarah gaat 5 dagen in de week lopen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 20 km gelopen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per ronde} \\
5.x = 20 \\
\Leftrightarrow x = \frac{20}{5} = 4 \\
\text{Sarah legt 4 km af per ronde}\)
- \(\text{Maxim heeft 37 euro uitgegeven aan een kerstcadeau voor een vriendin.} \\ \text{Er is nu nog 93 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Maxim voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Maxim voor de aankoop} \\
x - 37 = 93 \\
\Leftrightarrow x = 93 + 37 = 130 \\
\text{Maxim had 130 euro}\)
- \(\text{Loubna gaat 5 dagen in de week lopen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 30 km gelopen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per ronde} \\
5.x = 30 \\
\Leftrightarrow x = \frac{30}{5} = 6 \\
\text{Loubna legt 6 km af per ronde}\)
- \(\text{Jana gaat 6 dagen in de week lopen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 36 km gelopen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per ronde} \\
6.x = 36 \\
\Leftrightarrow x = \frac{36}{6} = 6 \\
\text{Jana legt 6 km af per ronde}\)
- \(\text{Lina heeft 7 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 39 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per frisdrank} \\
7.x = 39 \\
\Leftrightarrow x = \frac{39}{7} = 5.57 \\
\text{Lina kan maximaal 5.57 euro uitgeven aan een liter frisdrank}\)
- \(\text{Nihad gaat 4 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 1.2 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per baantje} \\
4.x = 1.2 \\
\Leftrightarrow x = \frac{1.2}{4} = 0.3 \\
\text{Nihad legt 0.3 km af per baantje}\)
- \(\text{Jana gaat 6 dagen in de week fietsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 126 km gefietst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per tourke} \\
6.x = 126 \\
\Leftrightarrow x = \frac{126}{6} = 21 \\
\text{Jana legt 21 km af per tourke}\)
- \(\text{Maxim heeft 31 euro uitgegeven aan een gouden Pokemonkaart.} \\ \text{Er is nu nog 279 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Maxim voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Maxim voor de aankoop} \\
x - 31 = 279 \\
\Leftrightarrow x = 279 + 31 = 310 \\
\text{Maxim had 310 euro}\)