Gebruik het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken.
- \(\text{Warinda heeft 4 gram chocolade nodig om chocoladecakes te bakken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 83 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de chocolade per gram maximaal kosten?}\)
- \(\text{Sarah gaat 4 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 0.8 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Wouter heeft 36 euro uitgegeven aan een nieuwe batterij voor zijn smartphone.} \\ \text{Er is nu nog 44 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\)
- \(\text{Lina heeft 4 gram chocolade nodig om chocoladecakes te bakken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 86 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de chocolade per gram maximaal kosten?}\)
- \(\text{Froukje heeft 4 gram chocolade nodig om chocoladecakes te bakken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 47 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de chocolade per gram maximaal kosten?}\)
- \(\text{Maxim heeft 54 euro uitgegeven aan een spidermanpak.} \\ \text{Er is nu nog 35 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Maxim voor de aankoop?}\)
- \(\text{Loubna gaat 6 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 1.2 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Sarah gaat 3 dagen in de week schaatsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 7.5 km geschaatst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Nihad gaat 4 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 1.4 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Wouter heeft 41 euro uitgegeven aan een kerstcadeau voor een vriendin.} \\ \text{Er is nu nog 138 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\)
- \(\text{Froukje heeft 7 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 86 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\)
- \(\text{Jana gaat 3 dagen in de week lopen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 18 km gelopen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
Gebruik het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken.
Verbetersleutel
- \(\text{Warinda heeft 4 gram chocolade nodig om chocoladecakes te bakken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 83 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de chocolade per gram maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per chocolade} \\
4.x = 83 \\
\Leftrightarrow x = \frac{83}{4} = 20.75 \\
\text{Warinda kan maximaal 20.75 euro uitgeven aan een gram chocolade}\)
- \(\text{Sarah gaat 4 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 0.8 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per baantje} \\
4.x = 0.8 \\
\Leftrightarrow x = \frac{0.8}{4} = 0.2 \\
\text{Sarah legt 0.2 km af per baantje}\)
- \(\text{Wouter heeft 36 euro uitgegeven aan een nieuwe batterij voor zijn smartphone.} \\ \text{Er is nu nog 44 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Wouter voor de aankoop} \\
x - 36 = 44 \\
\Leftrightarrow x = 44 + 36 = 80 \\
\text{Wouter had 80 euro}\)
- \(\text{Lina heeft 4 gram chocolade nodig om chocoladecakes te bakken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 86 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de chocolade per gram maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per chocolade} \\
4.x = 86 \\
\Leftrightarrow x = \frac{86}{4} = 21.5 \\
\text{Lina kan maximaal 21.5 euro uitgeven aan een gram chocolade}\)
- \(\text{Froukje heeft 4 gram chocolade nodig om chocoladecakes te bakken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 47 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de chocolade per gram maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per chocolade} \\
4.x = 47 \\
\Leftrightarrow x = \frac{47}{4} = 11.75 \\
\text{Froukje kan maximaal 11.75 euro uitgeven aan een gram chocolade}\)
- \(\text{Maxim heeft 54 euro uitgegeven aan een spidermanpak.} \\ \text{Er is nu nog 35 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Maxim voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Maxim voor de aankoop} \\
x - 54 = 35 \\
\Leftrightarrow x = 35 + 54 = 89 \\
\text{Maxim had 89 euro}\)
- \(\text{Loubna gaat 6 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 1.2 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per baantje} \\
6.x = 1.2 \\
\Leftrightarrow x = \frac{1.2}{6} = 0.2 \\
\text{Loubna legt 0.2 km af per baantje}\)
- \(\text{Sarah gaat 3 dagen in de week schaatsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 7.5 km geschaatst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per rondje} \\
3.x = 7.5 \\
\Leftrightarrow x = \frac{7.5}{3} = 2.5 \\
\text{Sarah legt 2.5 km af per rondje}\)
- \(\text{Nihad gaat 4 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 1.4 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per baantje} \\
4.x = 1.4 \\
\Leftrightarrow x = \frac{1.4}{4} = 0.35 \\
\text{Nihad legt 0.35 km af per baantje}\)
- \(\text{Wouter heeft 41 euro uitgegeven aan een kerstcadeau voor een vriendin.} \\ \text{Er is nu nog 138 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Wouter voor de aankoop} \\
x - 41 = 138 \\
\Leftrightarrow x = 138 + 41 = 179 \\
\text{Wouter had 179 euro}\)
- \(\text{Froukje heeft 7 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 86 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per frisdrank} \\
7.x = 86 \\
\Leftrightarrow x = \frac{86}{7} = 12.29 \\
\text{Froukje kan maximaal 12.29 euro uitgeven aan een liter frisdrank}\)
- \(\text{Jana gaat 3 dagen in de week lopen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 18 km gelopen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per ronde} \\
3.x = 18 \\
\Leftrightarrow x = \frac{18}{3} = 6 \\
\text{Jana legt 6 km af per ronde}\)