Breuken (reeks 1)

Hoofdmenu Eentje per keer 

Reken uit

  1. \(\)In een doos met 560 stukken snoepgoed zijn \(\frac{5}{8}\) van de stukken snoepgoed koekjes. Hiervan zijn er \(\frac{3}{7}\) die een vierkante vorm hebben. Hoeveel koekjes die een vierkante vorm hebben zijn er?\(\)
  2. \(\)In een bedrijf met 288 werknemers zijn \(\frac{2}{9}\) van de werknemers vrouwen. Hiervan zijn er \(\frac{1}{4}\) die minstens 2 kinderen hebben. Hoeveel vrouwen die minstens 2 kinderen hebben zijn er?\(\)
  3. \(\)In een doos met 162 prullen zijn \(\frac{5}{6}\) van de prullen polsbandjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{3}\) die lekker ruiken. Hoeveel polsbandjes die lekker ruiken zijn er?\(\)
  4. \(\)In een bedrijf met 300 werknemers zijn \(\frac{6}{10}\) van de werknemers mannen. Hiervan zijn er \(\frac{9}{10}\) die minstens 3 talen spreken. Hoeveel mannen die minstens 3 talen spreken zijn er?\(\)
  5. \(\)In een doos met 36 prullen zijn \(\frac{2}{3}\) van de prullen polsbandjes. Hiervan zijn er \(\frac{3}{4}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel polsbandjes die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
  6. \(\)In een doos met 243 prullen zijn \(\frac{4}{9}\) van de prullen polsbandjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{3}\) die lekker ruiken. Hoeveel polsbandjes die lekker ruiken zijn er?\(\)
  7. \(\)In een doos met 192 stukken snoepgoed zijn \(\frac{1}{4}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{2}{6}\) die een ronde vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een ronde vorm hebben zijn er?\(\)
  8. \(\)In een doos met 400 stukken snoepgoed zijn \(\frac{2}{10}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{3}{5}\) die een vierkante vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een vierkante vorm hebben zijn er?\(\)
  9. \(\)In een bedrijf met 720 werknemers zijn \(\frac{6}{10}\) van de werknemers mannen. Hiervan zijn er \(\frac{2}{8}\) die minstens 3 talen spreken. Hoeveel mannen die minstens 3 talen spreken zijn er?\(\)
  10. \(\)In een bedrijf met 320 werknemers zijn \(\frac{3}{4}\) van de werknemers mannen. Hiervan zijn er \(\frac{6}{8}\) die minstens 3 talen spreken. Hoeveel mannen die minstens 3 talen spreken zijn er?\(\)
  11. \(\)In een school met 280 leerlingen zijn \(\frac{7}{8}\) van de leerlingen jongens. Hiervan zijn er \(\frac{4}{5}\) die eten van thuis meenemen. Hoeveel jongens die eten van thuis meenemen zijn er?\(\)
  12. \(\)In een doos met 900 stukken snoepgoed zijn \(\frac{2}{9}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{9}{10}\) die een vierkante vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een vierkante vorm hebben zijn er?\(\)

Reken uit

Verbetersleutel

  1. \(\frac{5}{8}\times\frac{3}{7}\times 560=150\text{ koekjes die een vierkante vorm hebben}\)
  2. \(\frac{2}{9}\times\frac{1}{4}\times 288=16\text{ vrouwen die minstens 2 kinderen hebben}\)
  3. \(\frac{5}{6}\times\frac{1}{3}\times 162=45\text{ polsbandjes die lekker ruiken}\)
  4. \(\frac{6}{10}\times\frac{9}{10}\times 300=162\text{ mannen die minstens 3 talen spreken}\)
  5. \(\frac{2}{3}\times\frac{3}{4}\times 36=18\text{ polsbandjes die fluoriscerend zijn}\)
  6. \(\frac{4}{9}\times\frac{1}{3}\times 243=36\text{ polsbandjes die lekker ruiken}\)
  7. \(\frac{1}{4}\times\frac{2}{6}\times 192=16\text{ gele snoepjes die een ronde vorm hebben}\)
  8. \(\frac{2}{10}\times\frac{3}{5}\times 400=48\text{ gele snoepjes die een vierkante vorm hebben}\)
  9. \(\frac{6}{10}\times\frac{2}{8}\times 720=108\text{ mannen die minstens 3 talen spreken}\)
  10. \(\frac{3}{4}\times\frac{6}{8}\times 320=180\text{ mannen die minstens 3 talen spreken}\)
  11. \(\frac{7}{8}\times\frac{4}{5}\times 280=196\text{ jongens die eten van thuis meenemen}\)
  12. \(\frac{2}{9}\times\frac{9}{10}\times 900=180\text{ gele snoepjes die een vierkante vorm hebben}\)
Oefeningengenerator wiskundeoefeningen.be 2025-12-26 22:24:45
Een site van Busleyden Atheneum Mechelen