Reken uit
- \(\)In een doos met 392 prullen zijn \(\frac{6}{8}\) van de prullen polsbandjes. Hiervan zijn er \(\frac{6}{7}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel polsbandjes die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
- \(\)In een school met 36 leerlingen zijn \(\frac{2}{3}\) van de leerlingen jongens. Hiervan zijn er \(\frac{1}{4}\) die met de fiets naar school komen. Hoeveel jongens die met de fiets naar school komen zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 324 stukken snoepgoed zijn \(\frac{6}{9}\) van de stukken snoepgoed koekjes. Hiervan zijn er \(\frac{5}{9}\) die een ronde vorm hebben. Hoeveel koekjes die een ronde vorm hebben zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 144 prullen zijn \(\frac{3}{4}\) van de prullen polsbandjes. Hiervan zijn er \(\frac{4}{6}\) die lekker ruiken. Hoeveel polsbandjes die lekker ruiken zijn er?\(\)
- \(\)In een school met 144 leerlingen zijn \(\frac{6}{8}\) van de leerlingen jongens. Hiervan zijn er \(\frac{2}{3}\) die eten van thuis meenemen. Hoeveel jongens die eten van thuis meenemen zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 480 prullen zijn \(\frac{5}{10}\) van de prullen polsbandjes. Hiervan zijn er \(\frac{6}{8}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel polsbandjes die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 120 prullen zijn \(\frac{2}{4}\) van de prullen sleutelhangers. Hiervan zijn er \(\frac{8}{10}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel sleutelhangers die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
- \(\)In een vrachtwagen met 216 dozen zijn \(\frac{1}{9}\) van de dozen kartonnen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{8}\) die gedeukt zijn. Hoeveel kartonnen doosjes die gedeukt zijn zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 36 prullen zijn \(\frac{1}{3}\) van de prullen polsbandjes. Hiervan zijn er \(\frac{2}{3}\) die lekker ruiken. Hoeveel polsbandjes die lekker ruiken zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 126 stukken snoepgoed zijn \(\frac{3}{7}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{6}\) die een ronde vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een ronde vorm hebben zijn er?\(\)
- \(\)In een vrachtwagen met 240 dozen zijn \(\frac{2}{3}\) van de dozen kartonnen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{7}{10}\) die gedeukt zijn. Hoeveel kartonnen doosjes die gedeukt zijn zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 384 prullen zijn \(\frac{6}{8}\) van de prullen sleutelhangers. Hiervan zijn er \(\frac{4}{6}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel sleutelhangers die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
Reken uit
Verbetersleutel
- \(\frac{6}{8}\times\frac{6}{7}\times 392=252\text{ polsbandjes die fluoriscerend zijn}\)
- \(\frac{2}{3}\times\frac{1}{4}\times 36=6\text{ jongens die met de fiets naar school komen}\)
- \(\frac{6}{9}\times\frac{5}{9}\times 324=120\text{ koekjes die een ronde vorm hebben}\)
- \(\frac{3}{4}\times\frac{4}{6}\times 144=72\text{ polsbandjes die lekker ruiken}\)
- \(\frac{6}{8}\times\frac{2}{3}\times 144=72\text{ jongens die eten van thuis meenemen}\)
- \(\frac{5}{10}\times\frac{6}{8}\times 480=180\text{ polsbandjes die fluoriscerend zijn}\)
- \(\frac{2}{4}\times\frac{8}{10}\times 120=48\text{ sleutelhangers die fluoriscerend zijn}\)
- \(\frac{1}{9}\times\frac{1}{8}\times 216=3\text{ kartonnen doosjes die gedeukt zijn}\)
- \(\frac{1}{3}\times\frac{2}{3}\times 36=8\text{ polsbandjes die lekker ruiken}\)
- \(\frac{3}{7}\times\frac{1}{6}\times 126=9\text{ gele snoepjes die een ronde vorm hebben}\)
- \(\frac{2}{3}\times\frac{7}{10}\times 240=112\text{ kartonnen doosjes die gedeukt zijn}\)
- \(\frac{6}{8}\times\frac{4}{6}\times 384=192\text{ sleutelhangers die fluoriscerend zijn}\)