Breuken (reeks 1)

Hoofdmenu Eentje per keer 

Reken uit

  1. \(\)In een school met 490 leerlingen zijn \(\frac{1}{7}\) van de leerlingen jongens. Hiervan zijn er \(\frac{7}{10}\) die met de fiets naar school komen. Hoeveel jongens die met de fiets naar school komen zijn er?\(\)
  2. \(\)In een vrachtwagen met 480 dozen zijn \(\frac{3}{6}\) van de dozen kartonnen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{2}{8}\) die gedeukt zijn. Hoeveel kartonnen doosjes die gedeukt zijn zijn er?\(\)
  3. \(\)In een vrachtwagen met 216 dozen zijn \(\frac{1}{6}\) van de dozen kartonnen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{3}{9}\) die gebarsten zijn. Hoeveel kartonnen doosjes die gebarsten zijn zijn er?\(\)
  4. \(\)In een school met 160 leerlingen zijn \(\frac{4}{5}\) van de leerlingen jongens. Hiervan zijn er \(\frac{3}{8}\) die eten van thuis meenemen. Hoeveel jongens die eten van thuis meenemen zijn er?\(\)
  5. \(\)In een vrachtwagen met 105 dozen zijn \(\frac{4}{7}\) van de dozen metalen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{3}\) die gedeukt zijn. Hoeveel metalen doosjes die gedeukt zijn zijn er?\(\)
  6. \(\)In een doos met 64 prullen zijn \(\frac{3}{4}\) van de prullen sleutelhangers. Hiervan zijn er \(\frac{2}{4}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel sleutelhangers die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
  7. \(\)In een school met 216 leerlingen zijn \(\frac{1}{9}\) van de leerlingen meisjes. Hiervan zijn er \(\frac{4}{6}\) die met de fiets naar school komen. Hoeveel meisjes die met de fiets naar school komen zijn er?\(\)
  8. \(\)In een vrachtwagen met 84 dozen zijn \(\frac{2}{3}\) van de dozen kartonnen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{7}\) die gedeukt zijn. Hoeveel kartonnen doosjes die gedeukt zijn zijn er?\(\)
  9. \(\)In een school met 1000 leerlingen zijn \(\frac{3}{10}\) van de leerlingen jongens. Hiervan zijn er \(\frac{7}{10}\) die eten van thuis meenemen. Hoeveel jongens die eten van thuis meenemen zijn er?\(\)
  10. \(\)In een doos met 252 prullen zijn \(\frac{2}{7}\) van de prullen sleutelhangers. Hiervan zijn er \(\frac{3}{4}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel sleutelhangers die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
  11. \(\)In een school met 162 leerlingen zijn \(\frac{2}{9}\) van de leerlingen jongens. Hiervan zijn er \(\frac{2}{3}\) die met de fiets naar school komen. Hoeveel jongens die met de fiets naar school komen zijn er?\(\)
  12. \(\)In een doos met 135 prullen zijn \(\frac{8}{9}\) van de prullen sleutelhangers. Hiervan zijn er \(\frac{3}{5}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel sleutelhangers die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)

Reken uit

Verbetersleutel

  1. \(\frac{1}{7}\times\frac{7}{10}\times 490=49\text{ jongens die met de fiets naar school komen}\)
  2. \(\frac{3}{6}\times\frac{2}{8}\times 480=60\text{ kartonnen doosjes die gedeukt zijn}\)
  3. \(\frac{1}{6}\times\frac{3}{9}\times 216=12\text{ kartonnen doosjes die gebarsten zijn}\)
  4. \(\frac{4}{5}\times\frac{3}{8}\times 160=48\text{ jongens die eten van thuis meenemen}\)
  5. \(\frac{4}{7}\times\frac{1}{3}\times 105=20\text{ metalen doosjes die gedeukt zijn}\)
  6. \(\frac{3}{4}\times\frac{2}{4}\times 64=24\text{ sleutelhangers die fluoriscerend zijn}\)
  7. \(\frac{1}{9}\times\frac{4}{6}\times 216=16\text{ meisjes die met de fiets naar school komen}\)
  8. \(\frac{2}{3}\times\frac{1}{7}\times 84=8\text{ kartonnen doosjes die gedeukt zijn}\)
  9. \(\frac{3}{10}\times\frac{7}{10}\times 1000=210\text{ jongens die eten van thuis meenemen}\)
  10. \(\frac{2}{7}\times\frac{3}{4}\times 252=54\text{ sleutelhangers die fluoriscerend zijn}\)
  11. \(\frac{2}{9}\times\frac{2}{3}\times 162=24\text{ jongens die met de fiets naar school komen}\)
  12. \(\frac{8}{9}\times\frac{3}{5}\times 135=72\text{ sleutelhangers die fluoriscerend zijn}\)
Oefeningengenerator wiskundeoefeningen.be 2025-12-07 15:10:53
Een site van Busleyden Atheneum Mechelen