Breuken (reeks 1)

Hoofdmenu Eentje per keer 

Reken uit

  1. \(\)In een school met 280 leerlingen zijn \(\frac{1}{10}\) van de leerlingen meisjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{4}\) die eten van thuis meenemen. Hoeveel meisjes die eten van thuis meenemen zijn er?\(\)
  2. \(\)In een doos met 180 stukken snoepgoed zijn \(\frac{7}{9}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{5}\) die een vierkante vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een vierkante vorm hebben zijn er?\(\)
  3. \(\)In een doos met 720 stukken snoepgoed zijn \(\frac{2}{10}\) van de stukken snoepgoed koekjes. Hiervan zijn er \(\frac{6}{8}\) die een ronde vorm hebben. Hoeveel koekjes die een ronde vorm hebben zijn er?\(\)
  4. \(\)In een school met 144 leerlingen zijn \(\frac{7}{8}\) van de leerlingen jongens. Hiervan zijn er \(\frac{2}{3}\) die eten van thuis meenemen. Hoeveel jongens die eten van thuis meenemen zijn er?\(\)
  5. \(\)In een doos met 320 prullen zijn \(\frac{2}{8}\) van de prullen polsbandjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{5}\) die lekker ruiken. Hoeveel polsbandjes die lekker ruiken zijn er?\(\)
  6. \(\)In een vrachtwagen met 135 dozen zijn \(\frac{4}{5}\) van de dozen metalen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{3}\) die gedeukt zijn. Hoeveel metalen doosjes die gedeukt zijn zijn er?\(\)
  7. \(\)In een bedrijf met 90 werknemers zijn \(\frac{1}{3}\) van de werknemers vrouwen. Hiervan zijn er \(\frac{6}{10}\) die minstens 3 talen spreken. Hoeveel vrouwen die minstens 3 talen spreken zijn er?\(\)
  8. \(\)In een doos met 540 prullen zijn \(\frac{6}{10}\) van de prullen polsbandjes. Hiervan zijn er \(\frac{4}{6}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel polsbandjes die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
  9. \(\)In een doos met 486 stukken snoepgoed zijn \(\frac{2}{9}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{8}{9}\) die een ronde vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een ronde vorm hebben zijn er?\(\)
  10. \(\)In een doos met 486 stukken snoepgoed zijn \(\frac{2}{6}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{8}{9}\) die een vierkante vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een vierkante vorm hebben zijn er?\(\)
  11. \(\)In een bedrijf met 90 werknemers zijn \(\frac{3}{5}\) van de werknemers vrouwen. Hiervan zijn er \(\frac{1}{6}\) die minstens 3 talen spreken. Hoeveel vrouwen die minstens 3 talen spreken zijn er?\(\)
  12. \(\)In een doos met 378 stukken snoepgoed zijn \(\frac{2}{6}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{6}{7}\) die een ronde vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een ronde vorm hebben zijn er?\(\)

Reken uit

Verbetersleutel

  1. \(\frac{1}{10}\times\frac{1}{4}\times 280=7\text{ meisjes die eten van thuis meenemen}\)
  2. \(\frac{7}{9}\times\frac{1}{5}\times 180=28\text{ gele snoepjes die een vierkante vorm hebben}\)
  3. \(\frac{2}{10}\times\frac{6}{8}\times 720=108\text{ koekjes die een ronde vorm hebben}\)
  4. \(\frac{7}{8}\times\frac{2}{3}\times 144=84\text{ jongens die eten van thuis meenemen}\)
  5. \(\frac{2}{8}\times\frac{1}{5}\times 320=16\text{ polsbandjes die lekker ruiken}\)
  6. \(\frac{4}{5}\times\frac{1}{3}\times 135=36\text{ metalen doosjes die gedeukt zijn}\)
  7. \(\frac{1}{3}\times\frac{6}{10}\times 90=18\text{ vrouwen die minstens 3 talen spreken}\)
  8. \(\frac{6}{10}\times\frac{4}{6}\times 540=216\text{ polsbandjes die fluoriscerend zijn}\)
  9. \(\frac{2}{9}\times\frac{8}{9}\times 486=96\text{ gele snoepjes die een ronde vorm hebben}\)
  10. \(\frac{2}{6}\times\frac{8}{9}\times 486=144\text{ gele snoepjes die een vierkante vorm hebben}\)
  11. \(\frac{3}{5}\times\frac{1}{6}\times 90=9\text{ vrouwen die minstens 3 talen spreken}\)
  12. \(\frac{2}{6}\times\frac{6}{7}\times 378=108\text{ gele snoepjes die een ronde vorm hebben}\)
Oefeningengenerator wiskundeoefeningen.be 2025-12-02 10:04:31
Een site van Busleyden Atheneum Mechelen