Breuken (reeks 1)

Hoofdmenu Eentje per keer 

Reken uit

  1. \(\)In een bedrijf met 84 werknemers zijn \(\frac{2}{3}\) van de werknemers mannen. Hiervan zijn er \(\frac{1}{4}\) die minstens 2 kinderen hebben. Hoeveel mannen die minstens 2 kinderen hebben zijn er?\(\)
  2. \(\)In een bedrijf met 567 werknemers zijn \(\frac{1}{9}\) van de werknemers mannen. Hiervan zijn er \(\frac{5}{9}\) die minstens 2 kinderen hebben. Hoeveel mannen die minstens 2 kinderen hebben zijn er?\(\)
  3. \(\)In een bedrijf met 63 werknemers zijn \(\frac{2}{3}\) van de werknemers mannen. Hiervan zijn er \(\frac{1}{3}\) die minstens 2 kinderen hebben. Hoeveel mannen die minstens 2 kinderen hebben zijn er?\(\)
  4. \(\)In een vrachtwagen met 320 dozen zijn \(\frac{4}{10}\) van de dozen metalen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{4}\) die gedeukt zijn. Hoeveel metalen doosjes die gedeukt zijn zijn er?\(\)
  5. \(\)In een doos met 280 prullen zijn \(\frac{2}{4}\) van de prullen sleutelhangers. Hiervan zijn er \(\frac{6}{10}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel sleutelhangers die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
  6. \(\)In een bedrijf met 225 werknemers zijn \(\frac{1}{5}\) van de werknemers vrouwen. Hiervan zijn er \(\frac{2}{5}\) die minstens 2 kinderen hebben. Hoeveel vrouwen die minstens 2 kinderen hebben zijn er?\(\)
  7. \(\)In een vrachtwagen met 420 dozen zijn \(\frac{1}{7}\) van de dozen metalen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{9}{10}\) die gebarsten zijn. Hoeveel metalen doosjes die gebarsten zijn zijn er?\(\)
  8. \(\)In een school met 180 leerlingen zijn \(\frac{2}{10}\) van de leerlingen jongens. Hiervan zijn er \(\frac{5}{6}\) die eten van thuis meenemen. Hoeveel jongens die eten van thuis meenemen zijn er?\(\)
  9. \(\)In een doos met 72 stukken snoepgoed zijn \(\frac{3}{4}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{6}\) die een ronde vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een ronde vorm hebben zijn er?\(\)
  10. \(\)In een school met 192 leerlingen zijn \(\frac{2}{8}\) van de leerlingen meisjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{6}\) die met de fiets naar school komen. Hoeveel meisjes die met de fiets naar school komen zijn er?\(\)
  11. \(\)In een school met 192 leerlingen zijn \(\frac{1}{3}\) van de leerlingen meisjes. Hiervan zijn er \(\frac{6}{8}\) die met de fiets naar school komen. Hoeveel meisjes die met de fiets naar school komen zijn er?\(\)
  12. \(\)In een bedrijf met 360 werknemers zijn \(\frac{7}{10}\) van de werknemers vrouwen. Hiervan zijn er \(\frac{6}{9}\) die minstens 2 kinderen hebben. Hoeveel vrouwen die minstens 2 kinderen hebben zijn er?\(\)

Reken uit

Verbetersleutel

  1. \(\frac{2}{3}\times\frac{1}{4}\times 84=14\text{ mannen die minstens 2 kinderen hebben}\)
  2. \(\frac{1}{9}\times\frac{5}{9}\times 567=35\text{ mannen die minstens 2 kinderen hebben}\)
  3. \(\frac{2}{3}\times\frac{1}{3}\times 63=14\text{ mannen die minstens 2 kinderen hebben}\)
  4. \(\frac{4}{10}\times\frac{1}{4}\times 320=32\text{ metalen doosjes die gedeukt zijn}\)
  5. \(\frac{2}{4}\times\frac{6}{10}\times 280=84\text{ sleutelhangers die fluoriscerend zijn}\)
  6. \(\frac{1}{5}\times\frac{2}{5}\times 225=18\text{ vrouwen die minstens 2 kinderen hebben}\)
  7. \(\frac{1}{7}\times\frac{9}{10}\times 420=54\text{ metalen doosjes die gebarsten zijn}\)
  8. \(\frac{2}{10}\times\frac{5}{6}\times 180=30\text{ jongens die eten van thuis meenemen}\)
  9. \(\frac{3}{4}\times\frac{1}{6}\times 72=9\text{ gele snoepjes die een ronde vorm hebben}\)
  10. \(\frac{2}{8}\times\frac{1}{6}\times 192=8\text{ meisjes die met de fiets naar school komen}\)
  11. \(\frac{1}{3}\times\frac{6}{8}\times 192=48\text{ meisjes die met de fiets naar school komen}\)
  12. \(\frac{7}{10}\times\frac{6}{9}\times 360=168\text{ vrouwen die minstens 2 kinderen hebben}\)
Oefeningengenerator wiskundeoefeningen.be 2025-12-05 18:12:32
Een site van Busleyden Atheneum Mechelen