Breuken (reeks 1)

Hoofdmenu Eentje per keer 

Reken uit

  1. \(\)In een doos met 378 prullen zijn \(\frac{4}{9}\) van de prullen sleutelhangers. Hiervan zijn er \(\frac{3}{6}\) die lekker ruiken. Hoeveel sleutelhangers die lekker ruiken zijn er?\(\)
  2. \(\)In een doos met 162 prullen zijn \(\frac{1}{3}\) van de prullen polsbandjes. Hiervan zijn er \(\frac{4}{6}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel polsbandjes die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
  3. \(\)In een bedrijf met 252 werknemers zijn \(\frac{4}{7}\) van de werknemers mannen. Hiervan zijn er \(\frac{7}{9}\) die minstens 3 talen spreken. Hoeveel mannen die minstens 3 talen spreken zijn er?\(\)
  4. \(\)In een doos met 90 stukken snoepgoed zijn \(\frac{2}{3}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{10}\) die een ronde vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een ronde vorm hebben zijn er?\(\)
  5. \(\)In een school met 120 leerlingen zijn \(\frac{1}{8}\) van de leerlingen jongens. Hiervan zijn er \(\frac{1}{3}\) die met de fiets naar school komen. Hoeveel jongens die met de fiets naar school komen zijn er?\(\)
  6. \(\)In een doos met 180 prullen zijn \(\frac{5}{6}\) van de prullen polsbandjes. Hiervan zijn er \(\frac{3}{5}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel polsbandjes die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
  7. \(\)In een doos met 640 stukken snoepgoed zijn \(\frac{6}{8}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{3}{10}\) die een vierkante vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een vierkante vorm hebben zijn er?\(\)
  8. \(\)In een bedrijf met 105 werknemers zijn \(\frac{4}{5}\) van de werknemers vrouwen. Hiervan zijn er \(\frac{4}{7}\) die minstens 2 kinderen hebben. Hoeveel vrouwen die minstens 2 kinderen hebben zijn er?\(\)
  9. \(\)In een bedrijf met 441 werknemers zijn \(\frac{6}{9}\) van de werknemers mannen. Hiervan zijn er \(\frac{2}{7}\) die minstens 2 kinderen hebben. Hoeveel mannen die minstens 2 kinderen hebben zijn er?\(\)
  10. \(\)In een doos met 128 prullen zijn \(\frac{7}{8}\) van de prullen sleutelhangers. Hiervan zijn er \(\frac{2}{4}\) die lekker ruiken. Hoeveel sleutelhangers die lekker ruiken zijn er?\(\)
  11. \(\)In een doos met 400 prullen zijn \(\frac{9}{10}\) van de prullen sleutelhangers. Hiervan zijn er \(\frac{5}{10}\) die lekker ruiken. Hoeveel sleutelhangers die lekker ruiken zijn er?\(\)
  12. \(\)In een vrachtwagen met 108 dozen zijn \(\frac{5}{6}\) van de dozen kartonnen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{3}\) die gebarsten zijn. Hoeveel kartonnen doosjes die gebarsten zijn zijn er?\(\)

Reken uit

Verbetersleutel

  1. \(\frac{4}{9}\times\frac{3}{6}\times 378=84\text{ sleutelhangers die lekker ruiken}\)
  2. \(\frac{1}{3}\times\frac{4}{6}\times 162=36\text{ polsbandjes die fluoriscerend zijn}\)
  3. \(\frac{4}{7}\times\frac{7}{9}\times 252=112\text{ mannen die minstens 3 talen spreken}\)
  4. \(\frac{2}{3}\times\frac{1}{10}\times 90=6\text{ gele snoepjes die een ronde vorm hebben}\)
  5. \(\frac{1}{8}\times\frac{1}{3}\times 120=5\text{ jongens die met de fiets naar school komen}\)
  6. \(\frac{5}{6}\times\frac{3}{5}\times 180=90\text{ polsbandjes die fluoriscerend zijn}\)
  7. \(\frac{6}{8}\times\frac{3}{10}\times 640=144\text{ gele snoepjes die een vierkante vorm hebben}\)
  8. \(\frac{4}{5}\times\frac{4}{7}\times 105=48\text{ vrouwen die minstens 2 kinderen hebben}\)
  9. \(\frac{6}{9}\times\frac{2}{7}\times 441=84\text{ mannen die minstens 2 kinderen hebben}\)
  10. \(\frac{7}{8}\times\frac{2}{4}\times 128=56\text{ sleutelhangers die lekker ruiken}\)
  11. \(\frac{9}{10}\times\frac{5}{10}\times 400=180\text{ sleutelhangers die lekker ruiken}\)
  12. \(\frac{5}{6}\times\frac{1}{3}\times 108=30\text{ kartonnen doosjes die gebarsten zijn}\)
Oefeningengenerator wiskundeoefeningen.be 2024-05-13 18:03:56
Een site van Busleyden Atheneum Mechelen