Breuken (reeks 1)

Hoofdmenu Eentje per keer 

Reken uit

  1. \(\)In een doos met 280 stukken snoepgoed zijn \(\frac{6}{8}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{7}\) die een ronde vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een ronde vorm hebben zijn er?\(\)
  2. \(\)In een doos met 315 prullen zijn \(\frac{2}{7}\) van de prullen sleutelhangers. Hiervan zijn er \(\frac{4}{5}\) die lekker ruiken. Hoeveel sleutelhangers die lekker ruiken zijn er?\(\)
  3. \(\)In een bedrijf met 288 werknemers zijn \(\frac{2}{8}\) van de werknemers mannen. Hiervan zijn er \(\frac{5}{9}\) die minstens 3 talen spreken. Hoeveel mannen die minstens 3 talen spreken zijn er?\(\)
  4. \(\)In een bedrijf met 432 werknemers zijn \(\frac{3}{9}\) van de werknemers mannen. Hiervan zijn er \(\frac{1}{6}\) die minstens 3 talen spreken. Hoeveel mannen die minstens 3 talen spreken zijn er?\(\)
  5. \(\)In een doos met 112 stukken snoepgoed zijn \(\frac{1}{4}\) van de stukken snoepgoed koekjes. Hiervan zijn er \(\frac{3}{7}\) die een vierkante vorm hebben. Hoeveel koekjes die een vierkante vorm hebben zijn er?\(\)
  6. \(\)In een bedrijf met 210 werknemers zijn \(\frac{2}{3}\) van de werknemers mannen. Hiervan zijn er \(\frac{1}{7}\) die minstens 3 talen spreken. Hoeveel mannen die minstens 3 talen spreken zijn er?\(\)
  7. \(\)In een vrachtwagen met 60 dozen zijn \(\frac{1}{3}\) van de dozen kartonnen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{2}{4}\) die gedeukt zijn. Hoeveel kartonnen doosjes die gedeukt zijn zijn er?\(\)
  8. \(\)In een bedrijf met 560 werknemers zijn \(\frac{4}{7}\) van de werknemers mannen. Hiervan zijn er \(\frac{9}{10}\) die minstens 2 kinderen hebben. Hoeveel mannen die minstens 2 kinderen hebben zijn er?\(\)
  9. \(\)In een bedrijf met 240 werknemers zijn \(\frac{4}{8}\) van de werknemers vrouwen. Hiervan zijn er \(\frac{5}{6}\) die minstens 2 kinderen hebben. Hoeveel vrouwen die minstens 2 kinderen hebben zijn er?\(\)
  10. \(\)In een doos met 280 prullen zijn \(\frac{2}{5}\) van de prullen polsbandjes. Hiervan zijn er \(\frac{5}{8}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel polsbandjes die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
  11. \(\)In een doos met 90 prullen zijn \(\frac{2}{3}\) van de prullen sleutelhangers. Hiervan zijn er \(\frac{1}{3}\) die lekker ruiken. Hoeveel sleutelhangers die lekker ruiken zijn er?\(\)
  12. \(\)In een school met 384 leerlingen zijn \(\frac{1}{6}\) van de leerlingen jongens. Hiervan zijn er \(\frac{3}{8}\) die met de fiets naar school komen. Hoeveel jongens die met de fiets naar school komen zijn er?\(\)

Reken uit

Verbetersleutel

  1. \(\frac{6}{8}\times\frac{1}{7}\times 280=30\text{ gele snoepjes die een ronde vorm hebben}\)
  2. \(\frac{2}{7}\times\frac{4}{5}\times 315=72\text{ sleutelhangers die lekker ruiken}\)
  3. \(\frac{2}{8}\times\frac{5}{9}\times 288=40\text{ mannen die minstens 3 talen spreken}\)
  4. \(\frac{3}{9}\times\frac{1}{6}\times 432=24\text{ mannen die minstens 3 talen spreken}\)
  5. \(\frac{1}{4}\times\frac{3}{7}\times 112=12\text{ koekjes die een vierkante vorm hebben}\)
  6. \(\frac{2}{3}\times\frac{1}{7}\times 210=20\text{ mannen die minstens 3 talen spreken}\)
  7. \(\frac{1}{3}\times\frac{2}{4}\times 60=10\text{ kartonnen doosjes die gedeukt zijn}\)
  8. \(\frac{4}{7}\times\frac{9}{10}\times 560=288\text{ mannen die minstens 2 kinderen hebben}\)
  9. \(\frac{4}{8}\times\frac{5}{6}\times 240=100\text{ vrouwen die minstens 2 kinderen hebben}\)
  10. \(\frac{2}{5}\times\frac{5}{8}\times 280=70\text{ polsbandjes die fluoriscerend zijn}\)
  11. \(\frac{2}{3}\times\frac{1}{3}\times 90=20\text{ sleutelhangers die lekker ruiken}\)
  12. \(\frac{1}{6}\times\frac{3}{8}\times 384=24\text{ jongens die met de fiets naar school komen}\)
Oefeningengenerator wiskundeoefeningen.be 2025-12-02 18:31:48
Een site van Busleyden Atheneum Mechelen