Reken uit
- \(\)In een bedrijf met 196 werknemers zijn \(\frac{1}{7}\) van de werknemers vrouwen. Hiervan zijn er \(\frac{1}{4}\) die minstens 2 kinderen hebben. Hoeveel vrouwen die minstens 2 kinderen hebben zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 350 prullen zijn \(\frac{1}{7}\) van de prullen sleutelhangers. Hiervan zijn er \(\frac{4}{5}\) die lekker ruiken. Hoeveel sleutelhangers die lekker ruiken zijn er?\(\)
- \(\)In een school met 720 leerlingen zijn \(\frac{2}{10}\) van de leerlingen jongens. Hiervan zijn er \(\frac{8}{9}\) die met de fiets naar school komen. Hoeveel jongens die met de fiets naar school komen zijn er?\(\)
- \(\)In een school met 105 leerlingen zijn \(\frac{1}{5}\) van de leerlingen meisjes. Hiervan zijn er \(\frac{2}{3}\) die eten van thuis meenemen. Hoeveel meisjes die eten van thuis meenemen zijn er?\(\)
- \(\)In een vrachtwagen met 189 dozen zijn \(\frac{3}{7}\) van de dozen metalen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{6}{9}\) die gebarsten zijn. Hoeveel metalen doosjes die gebarsten zijn zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 392 stukken snoepgoed zijn \(\frac{3}{8}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{6}{7}\) die een ronde vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een ronde vorm hebben zijn er?\(\)
- \(\)In een bedrijf met 189 werknemers zijn \(\frac{4}{9}\) van de werknemers vrouwen. Hiervan zijn er \(\frac{2}{7}\) die minstens 2 kinderen hebben. Hoeveel vrouwen die minstens 2 kinderen hebben zijn er?\(\)
- \(\)In een bedrijf met 320 werknemers zijn \(\frac{2}{8}\) van de werknemers mannen. Hiervan zijn er \(\frac{1}{4}\) die minstens 2 kinderen hebben. Hoeveel mannen die minstens 2 kinderen hebben zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 189 stukken snoepgoed zijn \(\frac{1}{3}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{9}\) die een ronde vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een ronde vorm hebben zijn er?\(\)
- \(\)In een school met 300 leerlingen zijn \(\frac{2}{6}\) van de leerlingen meisjes. Hiervan zijn er \(\frac{2}{5}\) die eten van thuis meenemen. Hoeveel meisjes die eten van thuis meenemen zijn er?\(\)
- \(\)In een school met 420 leerlingen zijn \(\frac{6}{7}\) van de leerlingen meisjes. Hiervan zijn er \(\frac{4}{6}\) die eten van thuis meenemen. Hoeveel meisjes die eten van thuis meenemen zijn er?\(\)
- \(\)In een school met 270 leerlingen zijn \(\frac{3}{6}\) van de leerlingen meisjes. Hiervan zijn er \(\frac{6}{9}\) die met de fiets naar school komen. Hoeveel meisjes die met de fiets naar school komen zijn er?\(\)
Reken uit
Verbetersleutel
- \(\frac{1}{7}\times\frac{1}{4}\times 196=7\text{ vrouwen die minstens 2 kinderen hebben}\)
- \(\frac{1}{7}\times\frac{4}{5}\times 350=40\text{ sleutelhangers die lekker ruiken}\)
- \(\frac{2}{10}\times\frac{8}{9}\times 720=128\text{ jongens die met de fiets naar school komen}\)
- \(\frac{1}{5}\times\frac{2}{3}\times 105=14\text{ meisjes die eten van thuis meenemen}\)
- \(\frac{3}{7}\times\frac{6}{9}\times 189=54\text{ metalen doosjes die gebarsten zijn}\)
- \(\frac{3}{8}\times\frac{6}{7}\times 392=126\text{ gele snoepjes die een ronde vorm hebben}\)
- \(\frac{4}{9}\times\frac{2}{7}\times 189=24\text{ vrouwen die minstens 2 kinderen hebben}\)
- \(\frac{2}{8}\times\frac{1}{4}\times 320=20\text{ mannen die minstens 2 kinderen hebben}\)
- \(\frac{1}{3}\times\frac{1}{9}\times 189=7\text{ gele snoepjes die een ronde vorm hebben}\)
- \(\frac{2}{6}\times\frac{2}{5}\times 300=40\text{ meisjes die eten van thuis meenemen}\)
- \(\frac{6}{7}\times\frac{4}{6}\times 420=240\text{ meisjes die eten van thuis meenemen}\)
- \(\frac{3}{6}\times\frac{6}{9}\times 270=90\text{ meisjes die met de fiets naar school komen}\)