Breuken (reeks 1)

Hoofdmenu Eentje per keer 

Reken uit

  1. \(\)In een bedrijf met 168 werknemers zijn \(\frac{3}{4}\) van de werknemers mannen. Hiervan zijn er \(\frac{4}{6}\) die minstens 2 kinderen hebben. Hoeveel mannen die minstens 2 kinderen hebben zijn er?\(\)
  2. \(\)In een doos met 288 prullen zijn \(\frac{4}{9}\) van de prullen polsbandjes. Hiervan zijn er \(\frac{4}{8}\) die lekker ruiken. Hoeveel polsbandjes die lekker ruiken zijn er?\(\)
  3. \(\)In een doos met 315 stukken snoepgoed zijn \(\frac{1}{5}\) van de stukken snoepgoed koekjes. Hiervan zijn er \(\frac{5}{9}\) die een vierkante vorm hebben. Hoeveel koekjes die een vierkante vorm hebben zijn er?\(\)
  4. \(\)In een bedrijf met 120 werknemers zijn \(\frac{1}{4}\) van de werknemers mannen. Hiervan zijn er \(\frac{3}{5}\) die minstens 3 talen spreken. Hoeveel mannen die minstens 3 talen spreken zijn er?\(\)
  5. \(\)In een doos met 900 stukken snoepgoed zijn \(\frac{6}{10}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{4}{10}\) die een vierkante vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een vierkante vorm hebben zijn er?\(\)
  6. \(\)In een doos met 500 prullen zijn \(\frac{2}{5}\) van de prullen polsbandjes. Hiervan zijn er \(\frac{9}{10}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel polsbandjes die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
  7. \(\)In een vrachtwagen met 240 dozen zijn \(\frac{8}{10}\) van de dozen metalen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{2}{3}\) die gebarsten zijn. Hoeveel metalen doosjes die gebarsten zijn zijn er?\(\)
  8. \(\)In een vrachtwagen met 150 dozen zijn \(\frac{4}{5}\) van de dozen metalen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{6}\) die gedeukt zijn. Hoeveel metalen doosjes die gedeukt zijn zijn er?\(\)
  9. \(\)In een school met 378 leerlingen zijn \(\frac{1}{7}\) van de leerlingen jongens. Hiervan zijn er \(\frac{7}{9}\) die met de fiets naar school komen. Hoeveel jongens die met de fiets naar school komen zijn er?\(\)
  10. \(\)In een doos met 210 prullen zijn \(\frac{1}{5}\) van de prullen sleutelhangers. Hiervan zijn er \(\frac{5}{7}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel sleutelhangers die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
  11. \(\)In een bedrijf met 240 werknemers zijn \(\frac{1}{10}\) van de werknemers vrouwen. Hiervan zijn er \(\frac{1}{4}\) die minstens 3 talen spreken. Hoeveel vrouwen die minstens 3 talen spreken zijn er?\(\)
  12. \(\)In een doos met 630 prullen zijn \(\frac{1}{7}\) van de prullen polsbandjes. Hiervan zijn er \(\frac{7}{10}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel polsbandjes die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)

Reken uit

Verbetersleutel

  1. \(\frac{3}{4}\times\frac{4}{6}\times 168=84\text{ mannen die minstens 2 kinderen hebben}\)
  2. \(\frac{4}{9}\times\frac{4}{8}\times 288=64\text{ polsbandjes die lekker ruiken}\)
  3. \(\frac{1}{5}\times\frac{5}{9}\times 315=35\text{ koekjes die een vierkante vorm hebben}\)
  4. \(\frac{1}{4}\times\frac{3}{5}\times 120=18\text{ mannen die minstens 3 talen spreken}\)
  5. \(\frac{6}{10}\times\frac{4}{10}\times 900=216\text{ gele snoepjes die een vierkante vorm hebben}\)
  6. \(\frac{2}{5}\times\frac{9}{10}\times 500=180\text{ polsbandjes die fluoriscerend zijn}\)
  7. \(\frac{8}{10}\times\frac{2}{3}\times 240=128\text{ metalen doosjes die gebarsten zijn}\)
  8. \(\frac{4}{5}\times\frac{1}{6}\times 150=20\text{ metalen doosjes die gedeukt zijn}\)
  9. \(\frac{1}{7}\times\frac{7}{9}\times 378=42\text{ jongens die met de fiets naar school komen}\)
  10. \(\frac{1}{5}\times\frac{5}{7}\times 210=30\text{ sleutelhangers die fluoriscerend zijn}\)
  11. \(\frac{1}{10}\times\frac{1}{4}\times 240=6\text{ vrouwen die minstens 3 talen spreken}\)
  12. \(\frac{1}{7}\times\frac{7}{10}\times 630=63\text{ polsbandjes die fluoriscerend zijn}\)
Oefeningengenerator wiskundeoefeningen.be 2025-12-29 20:12:34
Een site van Busleyden Atheneum Mechelen