Reken uit
- \(\)In een school met 160 leerlingen zijn \(\frac{4}{10}\) van de leerlingen jongens. Hiervan zijn er \(\frac{3}{4}\) die eten van thuis meenemen. Hoeveel jongens die eten van thuis meenemen zijn er?\(\)
- \(\)In een school met 448 leerlingen zijn \(\frac{7}{8}\) van de leerlingen jongens. Hiervan zijn er \(\frac{2}{8}\) die met de fiets naar school komen. Hoeveel jongens die met de fiets naar school komen zijn er?\(\)
- \(\)In een school met 405 leerlingen zijn \(\frac{2}{9}\) van de leerlingen jongens. Hiervan zijn er \(\frac{4}{5}\) die eten van thuis meenemen. Hoeveel jongens die eten van thuis meenemen zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 270 prullen zijn \(\frac{1}{9}\) van de prullen polsbandjes. Hiervan zijn er \(\frac{2}{3}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel polsbandjes die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 120 stukken snoepgoed zijn \(\frac{2}{3}\) van de stukken snoepgoed koekjes. Hiervan zijn er \(\frac{2}{4}\) die een vierkante vorm hebben. Hoeveel koekjes die een vierkante vorm hebben zijn er?\(\)
- \(\)In een vrachtwagen met 126 dozen zijn \(\frac{1}{7}\) van de dozen metalen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{6}\) die gebarsten zijn. Hoeveel metalen doosjes die gebarsten zijn zijn er?\(\)
- \(\)In een vrachtwagen met 504 dozen zijn \(\frac{5}{8}\) van de dozen metalen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{3}{7}\) die gedeukt zijn. Hoeveel metalen doosjes die gedeukt zijn zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 486 stukken snoepgoed zijn \(\frac{8}{9}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{4}{6}\) die een ronde vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een ronde vorm hebben zijn er?\(\)
- \(\)In een school met 420 leerlingen zijn \(\frac{3}{10}\) van de leerlingen meisjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{6}\) die met de fiets naar school komen. Hoeveel meisjes die met de fiets naar school komen zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 90 prullen zijn \(\frac{5}{6}\) van de prullen polsbandjes. Hiervan zijn er \(\frac{3}{5}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel polsbandjes die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
- \(\)In een school met 126 leerlingen zijn \(\frac{2}{3}\) van de leerlingen jongens. Hiervan zijn er \(\frac{3}{7}\) die eten van thuis meenemen. Hoeveel jongens die eten van thuis meenemen zijn er?\(\)
- \(\)In een bedrijf met 216 werknemers zijn \(\frac{5}{6}\) van de werknemers vrouwen. Hiervan zijn er \(\frac{5}{6}\) die minstens 3 talen spreken. Hoeveel vrouwen die minstens 3 talen spreken zijn er?\(\)
Reken uit
Verbetersleutel
- \(\frac{4}{10}\times\frac{3}{4}\times 160=48\text{ jongens die eten van thuis meenemen}\)
- \(\frac{7}{8}\times\frac{2}{8}\times 448=98\text{ jongens die met de fiets naar school komen}\)
- \(\frac{2}{9}\times\frac{4}{5}\times 405=72\text{ jongens die eten van thuis meenemen}\)
- \(\frac{1}{9}\times\frac{2}{3}\times 270=20\text{ polsbandjes die fluoriscerend zijn}\)
- \(\frac{2}{3}\times\frac{2}{4}\times 120=40\text{ koekjes die een vierkante vorm hebben}\)
- \(\frac{1}{7}\times\frac{1}{6}\times 126=3\text{ metalen doosjes die gebarsten zijn}\)
- \(\frac{5}{8}\times\frac{3}{7}\times 504=135\text{ metalen doosjes die gedeukt zijn}\)
- \(\frac{8}{9}\times\frac{4}{6}\times 486=288\text{ gele snoepjes die een ronde vorm hebben}\)
- \(\frac{3}{10}\times\frac{1}{6}\times 420=21\text{ meisjes die met de fiets naar school komen}\)
- \(\frac{5}{6}\times\frac{3}{5}\times 90=45\text{ polsbandjes die fluoriscerend zijn}\)
- \(\frac{2}{3}\times\frac{3}{7}\times 126=36\text{ jongens die eten van thuis meenemen}\)
- \(\frac{5}{6}\times\frac{5}{6}\times 216=150\text{ vrouwen die minstens 3 talen spreken}\)