Breuken (reeks 1)

Hoofdmenu Eentje per keer 

Reken uit

  1. \(\)In een school met 360 leerlingen zijn \(\frac{5}{8}\) van de leerlingen meisjes. Hiervan zijn er \(\frac{6}{9}\) die met de fiets naar school komen. Hoeveel meisjes die met de fiets naar school komen zijn er?\(\)
  2. \(\)In een doos met 315 stukken snoepgoed zijn \(\frac{4}{5}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{2}{7}\) die een vierkante vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een vierkante vorm hebben zijn er?\(\)
  3. \(\)In een vrachtwagen met 80 dozen zijn \(\frac{3}{4}\) van de dozen kartonnen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{3}{5}\) die gebarsten zijn. Hoeveel kartonnen doosjes die gebarsten zijn zijn er?\(\)
  4. \(\)In een doos met 320 prullen zijn \(\frac{4}{8}\) van de prullen polsbandjes. Hiervan zijn er \(\frac{2}{8}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel polsbandjes die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
  5. \(\)In een school met 168 leerlingen zijn \(\frac{1}{4}\) van de leerlingen meisjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{6}\) die met de fiets naar school komen. Hoeveel meisjes die met de fiets naar school komen zijn er?\(\)
  6. \(\)In een doos met 144 prullen zijn \(\frac{5}{8}\) van de prullen polsbandjes. Hiervan zijn er \(\frac{2}{3}\) die lekker ruiken. Hoeveel polsbandjes die lekker ruiken zijn er?\(\)
  7. \(\)In een doos met 144 stukken snoepgoed zijn \(\frac{5}{6}\) van de stukken snoepgoed koekjes. Hiervan zijn er \(\frac{2}{6}\) die een ronde vorm hebben. Hoeveel koekjes die een ronde vorm hebben zijn er?\(\)
  8. \(\)In een doos met 189 stukken snoepgoed zijn \(\frac{5}{7}\) van de stukken snoepgoed koekjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{9}\) die een vierkante vorm hebben. Hoeveel koekjes die een vierkante vorm hebben zijn er?\(\)
  9. \(\)In een vrachtwagen met 250 dozen zijn \(\frac{3}{10}\) van de dozen kartonnen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{4}{5}\) die gebarsten zijn. Hoeveel kartonnen doosjes die gebarsten zijn zijn er?\(\)
  10. \(\)In een vrachtwagen met 336 dozen zijn \(\frac{5}{8}\) van de dozen metalen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{2}{7}\) die gedeukt zijn. Hoeveel metalen doosjes die gedeukt zijn zijn er?\(\)
  11. \(\)In een doos met 240 stukken snoepgoed zijn \(\frac{1}{5}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{4}{8}\) die een ronde vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een ronde vorm hebben zijn er?\(\)
  12. \(\)In een vrachtwagen met 160 dozen zijn \(\frac{2}{4}\) van de dozen metalen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{4}\) die gebarsten zijn. Hoeveel metalen doosjes die gebarsten zijn zijn er?\(\)

Reken uit

Verbetersleutel

  1. \(\frac{5}{8}\times\frac{6}{9}\times 360=150\text{ meisjes die met de fiets naar school komen}\)
  2. \(\frac{4}{5}\times\frac{2}{7}\times 315=72\text{ gele snoepjes die een vierkante vorm hebben}\)
  3. \(\frac{3}{4}\times\frac{3}{5}\times 80=36\text{ kartonnen doosjes die gebarsten zijn}\)
  4. \(\frac{4}{8}\times\frac{2}{8}\times 320=40\text{ polsbandjes die fluoriscerend zijn}\)
  5. \(\frac{1}{4}\times\frac{1}{6}\times 168=7\text{ meisjes die met de fiets naar school komen}\)
  6. \(\frac{5}{8}\times\frac{2}{3}\times 144=60\text{ polsbandjes die lekker ruiken}\)
  7. \(\frac{5}{6}\times\frac{2}{6}\times 144=40\text{ koekjes die een ronde vorm hebben}\)
  8. \(\frac{5}{7}\times\frac{1}{9}\times 189=15\text{ koekjes die een vierkante vorm hebben}\)
  9. \(\frac{3}{10}\times\frac{4}{5}\times 250=60\text{ kartonnen doosjes die gebarsten zijn}\)
  10. \(\frac{5}{8}\times\frac{2}{7}\times 336=60\text{ metalen doosjes die gedeukt zijn}\)
  11. \(\frac{1}{5}\times\frac{4}{8}\times 240=24\text{ gele snoepjes die een ronde vorm hebben}\)
  12. \(\frac{2}{4}\times\frac{1}{4}\times 160=20\text{ metalen doosjes die gebarsten zijn}\)
Oefeningengenerator wiskundeoefeningen.be 2025-12-27 12:01:32
Een site van Busleyden Atheneum Mechelen