Reken uit
- \(\)In een vrachtwagen met 243 dozen zijn \(\frac{5}{9}\) van de dozen kartonnen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{3}\) die gedeukt zijn. Hoeveel kartonnen doosjes die gedeukt zijn zijn er?\(\)
- \(\)In een school met 108 leerlingen zijn \(\frac{2}{3}\) van de leerlingen jongens. Hiervan zijn er \(\frac{2}{9}\) die met de fiets naar school komen. Hoeveel jongens die met de fiets naar school komen zijn er?\(\)
- \(\)In een school met 270 leerlingen zijn \(\frac{6}{9}\) van de leerlingen meisjes. Hiervan zijn er \(\frac{2}{6}\) die eten van thuis meenemen. Hoeveel meisjes die eten van thuis meenemen zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 576 prullen zijn \(\frac{2}{8}\) van de prullen sleutelhangers. Hiervan zijn er \(\frac{6}{8}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel sleutelhangers die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 720 prullen zijn \(\frac{3}{10}\) van de prullen polsbandjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{8}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel polsbandjes die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
- \(\)In een bedrijf met 378 werknemers zijn \(\frac{2}{6}\) van de werknemers mannen. Hiervan zijn er \(\frac{1}{7}\) die minstens 2 kinderen hebben. Hoeveel mannen die minstens 2 kinderen hebben zijn er?\(\)
- \(\)In een vrachtwagen met 270 dozen zijn \(\frac{1}{3}\) van de dozen kartonnen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{4}{10}\) die gedeukt zijn. Hoeveel kartonnen doosjes die gedeukt zijn zijn er?\(\)
- \(\)In een vrachtwagen met 75 dozen zijn \(\frac{4}{5}\) van de dozen metalen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{2}{3}\) die gedeukt zijn. Hoeveel metalen doosjes die gedeukt zijn zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 288 stukken snoepgoed zijn \(\frac{5}{6}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{2}{6}\) die een ronde vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een ronde vorm hebben zijn er?\(\)
- \(\)In een school met 486 leerlingen zijn \(\frac{3}{9}\) van de leerlingen jongens. Hiervan zijn er \(\frac{4}{9}\) die eten van thuis meenemen. Hoeveel jongens die eten van thuis meenemen zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 126 prullen zijn \(\frac{2}{7}\) van de prullen polsbandjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{6}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel polsbandjes die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 600 prullen zijn \(\frac{1}{6}\) van de prullen polsbandjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{10}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel polsbandjes die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
Reken uit
Verbetersleutel
- \(\frac{5}{9}\times\frac{1}{3}\times 243=45\text{ kartonnen doosjes die gedeukt zijn}\)
- \(\frac{2}{3}\times\frac{2}{9}\times 108=16\text{ jongens die met de fiets naar school komen}\)
- \(\frac{6}{9}\times\frac{2}{6}\times 270=60\text{ meisjes die eten van thuis meenemen}\)
- \(\frac{2}{8}\times\frac{6}{8}\times 576=108\text{ sleutelhangers die fluoriscerend zijn}\)
- \(\frac{3}{10}\times\frac{1}{8}\times 720=27\text{ polsbandjes die fluoriscerend zijn}\)
- \(\frac{2}{6}\times\frac{1}{7}\times 378=18\text{ mannen die minstens 2 kinderen hebben}\)
- \(\frac{1}{3}\times\frac{4}{10}\times 270=36\text{ kartonnen doosjes die gedeukt zijn}\)
- \(\frac{4}{5}\times\frac{2}{3}\times 75=40\text{ metalen doosjes die gedeukt zijn}\)
- \(\frac{5}{6}\times\frac{2}{6}\times 288=80\text{ gele snoepjes die een ronde vorm hebben}\)
- \(\frac{3}{9}\times\frac{4}{9}\times 486=72\text{ jongens die eten van thuis meenemen}\)
- \(\frac{2}{7}\times\frac{1}{6}\times 126=6\text{ polsbandjes die fluoriscerend zijn}\)
- \(\frac{1}{6}\times\frac{1}{10}\times 600=10\text{ polsbandjes die fluoriscerend zijn}\)