Reken uit
- \(\)In een doos met 144 stukken snoepgoed zijn \(\frac{2}{6}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{3}{4}\) die een ronde vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een ronde vorm hebben zijn er?\(\)
- \(\)In een vrachtwagen met 324 dozen zijn \(\frac{3}{9}\) van de dozen kartonnen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{4}{9}\) die gebarsten zijn. Hoeveel kartonnen doosjes die gebarsten zijn zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 210 prullen zijn \(\frac{6}{7}\) van de prullen sleutelhangers. Hiervan zijn er \(\frac{2}{5}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel sleutelhangers die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 567 stukken snoepgoed zijn \(\frac{2}{7}\) van de stukken snoepgoed koekjes. Hiervan zijn er \(\frac{4}{9}\) die een vierkante vorm hebben. Hoeveel koekjes die een vierkante vorm hebben zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 240 prullen zijn \(\frac{4}{8}\) van de prullen sleutelhangers. Hiervan zijn er \(\frac{2}{3}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel sleutelhangers die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 180 stukken snoepgoed zijn \(\frac{2}{5}\) van de stukken snoepgoed koekjes. Hiervan zijn er \(\frac{3}{9}\) die een vierkante vorm hebben. Hoeveel koekjes die een vierkante vorm hebben zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 600 stukken snoepgoed zijn \(\frac{6}{10}\) van de stukken snoepgoed koekjes. Hiervan zijn er \(\frac{3}{10}\) die een ronde vorm hebben. Hoeveel koekjes die een ronde vorm hebben zijn er?\(\)
- \(\)In een school met 540 leerlingen zijn \(\frac{3}{6}\) van de leerlingen jongens. Hiervan zijn er \(\frac{8}{9}\) die eten van thuis meenemen. Hoeveel jongens die eten van thuis meenemen zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 36 prullen zijn \(\frac{1}{3}\) van de prullen sleutelhangers. Hiervan zijn er \(\frac{1}{4}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel sleutelhangers die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
- \(\)In een bedrijf met 112 werknemers zijn \(\frac{1}{7}\) van de werknemers vrouwen. Hiervan zijn er \(\frac{2}{4}\) die minstens 3 talen spreken. Hoeveel vrouwen die minstens 3 talen spreken zijn er?\(\)
- \(\)In een bedrijf met 108 werknemers zijn \(\frac{2}{4}\) van de werknemers mannen. Hiervan zijn er \(\frac{6}{9}\) die minstens 3 talen spreken. Hoeveel mannen die minstens 3 talen spreken zijn er?\(\)
- \(\)In een vrachtwagen met 280 dozen zijn \(\frac{1}{5}\) van de dozen kartonnen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{8}\) die gedeukt zijn. Hoeveel kartonnen doosjes die gedeukt zijn zijn er?\(\)
Reken uit
Verbetersleutel
- \(\frac{2}{6}\times\frac{3}{4}\times 144=36\text{ gele snoepjes die een ronde vorm hebben}\)
- \(\frac{3}{9}\times\frac{4}{9}\times 324=48\text{ kartonnen doosjes die gebarsten zijn}\)
- \(\frac{6}{7}\times\frac{2}{5}\times 210=72\text{ sleutelhangers die fluoriscerend zijn}\)
- \(\frac{2}{7}\times\frac{4}{9}\times 567=72\text{ koekjes die een vierkante vorm hebben}\)
- \(\frac{4}{8}\times\frac{2}{3}\times 240=80\text{ sleutelhangers die fluoriscerend zijn}\)
- \(\frac{2}{5}\times\frac{3}{9}\times 180=24\text{ koekjes die een vierkante vorm hebben}\)
- \(\frac{6}{10}\times\frac{3}{10}\times 600=108\text{ koekjes die een ronde vorm hebben}\)
- \(\frac{3}{6}\times\frac{8}{9}\times 540=240\text{ jongens die eten van thuis meenemen}\)
- \(\frac{1}{3}\times\frac{1}{4}\times 36=3\text{ sleutelhangers die fluoriscerend zijn}\)
- \(\frac{1}{7}\times\frac{2}{4}\times 112=8\text{ vrouwen die minstens 3 talen spreken}\)
- \(\frac{2}{4}\times\frac{6}{9}\times 108=36\text{ mannen die minstens 3 talen spreken}\)
- \(\frac{1}{5}\times\frac{1}{8}\times 280=7\text{ kartonnen doosjes die gedeukt zijn}\)