Breuken (reeks 1)

Hoofdmenu Eentje per keer 

Reken uit

  1. \(\)In een school met 800 leerlingen zijn \(\frac{1}{10}\) van de leerlingen meisjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{8}\) die eten van thuis meenemen. Hoeveel meisjes die eten van thuis meenemen zijn er?\(\)
  2. \(\)In een vrachtwagen met 504 dozen zijn \(\frac{3}{9}\) van de dozen kartonnen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{6}{7}\) die gedeukt zijn. Hoeveel kartonnen doosjes die gedeukt zijn zijn er?\(\)
  3. \(\)In een school met 640 leerlingen zijn \(\frac{1}{8}\) van de leerlingen meisjes. Hiervan zijn er \(\frac{3}{8}\) die eten van thuis meenemen. Hoeveel meisjes die eten van thuis meenemen zijn er?\(\)
  4. \(\)In een school met 120 leerlingen zijn \(\frac{3}{4}\) van de leerlingen jongens. Hiervan zijn er \(\frac{6}{10}\) die eten van thuis meenemen. Hoeveel jongens die eten van thuis meenemen zijn er?\(\)
  5. \(\)In een doos met 140 prullen zijn \(\frac{1}{7}\) van de prullen polsbandjes. Hiervan zijn er \(\frac{3}{5}\) die lekker ruiken. Hoeveel polsbandjes die lekker ruiken zijn er?\(\)
  6. \(\)In een vrachtwagen met 280 dozen zijn \(\frac{5}{8}\) van de dozen kartonnen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{5}{7}\) die gebarsten zijn. Hoeveel kartonnen doosjes die gebarsten zijn zijn er?\(\)
  7. \(\)In een doos met 240 stukken snoepgoed zijn \(\frac{2}{6}\) van de stukken snoepgoed koekjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{5}\) die een ronde vorm hebben. Hoeveel koekjes die een ronde vorm hebben zijn er?\(\)
  8. \(\)In een bedrijf met 140 werknemers zijn \(\frac{3}{5}\) van de werknemers mannen. Hiervan zijn er \(\frac{3}{7}\) die minstens 3 talen spreken. Hoeveel mannen die minstens 3 talen spreken zijn er?\(\)
  9. \(\)In een bedrijf met 162 werknemers zijn \(\frac{1}{9}\) van de werknemers mannen. Hiervan zijn er \(\frac{1}{6}\) die minstens 2 kinderen hebben. Hoeveel mannen die minstens 2 kinderen hebben zijn er?\(\)
  10. \(\)In een bedrijf met 540 werknemers zijn \(\frac{5}{10}\) van de werknemers mannen. Hiervan zijn er \(\frac{3}{9}\) die minstens 3 talen spreken. Hoeveel mannen die minstens 3 talen spreken zijn er?\(\)
  11. \(\)In een vrachtwagen met 135 dozen zijn \(\frac{1}{3}\) van de dozen metalen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{5}{9}\) die gebarsten zijn. Hoeveel metalen doosjes die gebarsten zijn zijn er?\(\)
  12. \(\)In een school met 252 leerlingen zijn \(\frac{2}{4}\) van de leerlingen meisjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{7}\) die eten van thuis meenemen. Hoeveel meisjes die eten van thuis meenemen zijn er?\(\)

Reken uit

Verbetersleutel

  1. \(\frac{1}{10}\times\frac{1}{8}\times 800=10\text{ meisjes die eten van thuis meenemen}\)
  2. \(\frac{3}{9}\times\frac{6}{7}\times 504=144\text{ kartonnen doosjes die gedeukt zijn}\)
  3. \(\frac{1}{8}\times\frac{3}{8}\times 640=30\text{ meisjes die eten van thuis meenemen}\)
  4. \(\frac{3}{4}\times\frac{6}{10}\times 120=54\text{ jongens die eten van thuis meenemen}\)
  5. \(\frac{1}{7}\times\frac{3}{5}\times 140=12\text{ polsbandjes die lekker ruiken}\)
  6. \(\frac{5}{8}\times\frac{5}{7}\times 280=125\text{ kartonnen doosjes die gebarsten zijn}\)
  7. \(\frac{2}{6}\times\frac{1}{5}\times 240=16\text{ koekjes die een ronde vorm hebben}\)
  8. \(\frac{3}{5}\times\frac{3}{7}\times 140=36\text{ mannen die minstens 3 talen spreken}\)
  9. \(\frac{1}{9}\times\frac{1}{6}\times 162=3\text{ mannen die minstens 2 kinderen hebben}\)
  10. \(\frac{5}{10}\times\frac{3}{9}\times 540=90\text{ mannen die minstens 3 talen spreken}\)
  11. \(\frac{1}{3}\times\frac{5}{9}\times 135=25\text{ metalen doosjes die gebarsten zijn}\)
  12. \(\frac{2}{4}\times\frac{1}{7}\times 252=18\text{ meisjes die eten van thuis meenemen}\)
Oefeningengenerator wiskundeoefeningen.be 2024-09-28 22:56:32
Een site van Busleyden Atheneum Mechelen