Breuken (reeks 1)

Hoofdmenu Eentje per keer 

Reken uit

  1. \(\)In een doos met 486 prullen zijn \(\frac{2}{9}\) van de prullen sleutelhangers. Hiervan zijn er \(\frac{2}{6}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel sleutelhangers die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
  2. \(\)In een bedrijf met 490 werknemers zijn \(\frac{5}{7}\) van de werknemers mannen. Hiervan zijn er \(\frac{1}{7}\) die minstens 3 talen spreken. Hoeveel mannen die minstens 3 talen spreken zijn er?\(\)
  3. \(\)In een doos met 1000 stukken snoepgoed zijn \(\frac{7}{10}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{7}{10}\) die een vierkante vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een vierkante vorm hebben zijn er?\(\)
  4. \(\)In een doos met 360 stukken snoepgoed zijn \(\frac{4}{9}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{5}\) die een ronde vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een ronde vorm hebben zijn er?\(\)
  5. \(\)In een bedrijf met 280 werknemers zijn \(\frac{1}{8}\) van de werknemers mannen. Hiervan zijn er \(\frac{5}{7}\) die minstens 3 talen spreken. Hoeveel mannen die minstens 3 talen spreken zijn er?\(\)
  6. \(\)In een bedrijf met 350 werknemers zijn \(\frac{2}{5}\) van de werknemers mannen. Hiervan zijn er \(\frac{4}{7}\) die minstens 2 kinderen hebben. Hoeveel mannen die minstens 2 kinderen hebben zijn er?\(\)
  7. \(\)In een doos met 54 prullen zijn \(\frac{2}{3}\) van de prullen polsbandjes. Hiervan zijn er \(\frac{2}{3}\) die lekker ruiken. Hoeveel polsbandjes die lekker ruiken zijn er?\(\)
  8. \(\)In een bedrijf met 126 werknemers zijn \(\frac{1}{7}\) van de werknemers mannen. Hiervan zijn er \(\frac{1}{6}\) die minstens 2 kinderen hebben. Hoeveel mannen die minstens 2 kinderen hebben zijn er?\(\)
  9. \(\)In een bedrijf met 378 werknemers zijn \(\frac{8}{9}\) van de werknemers mannen. Hiervan zijn er \(\frac{3}{7}\) die minstens 2 kinderen hebben. Hoeveel mannen die minstens 2 kinderen hebben zijn er?\(\)
  10. \(\)In een school met 300 leerlingen zijn \(\frac{4}{5}\) van de leerlingen jongens. Hiervan zijn er \(\frac{3}{6}\) die met de fiets naar school komen. Hoeveel jongens die met de fiets naar school komen zijn er?\(\)
  11. \(\)In een vrachtwagen met 84 dozen zijn \(\frac{1}{4}\) van de dozen metalen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{4}{7}\) die gebarsten zijn. Hoeveel metalen doosjes die gebarsten zijn zijn er?\(\)
  12. \(\)In een bedrijf met 108 werknemers zijn \(\frac{2}{3}\) van de werknemers vrouwen. Hiervan zijn er \(\frac{1}{4}\) die minstens 2 kinderen hebben. Hoeveel vrouwen die minstens 2 kinderen hebben zijn er?\(\)

Reken uit

Verbetersleutel

  1. \(\frac{2}{9}\times\frac{2}{6}\times 486=36\text{ sleutelhangers die fluoriscerend zijn}\)
  2. \(\frac{5}{7}\times\frac{1}{7}\times 490=50\text{ mannen die minstens 3 talen spreken}\)
  3. \(\frac{7}{10}\times\frac{7}{10}\times 1000=490\text{ gele snoepjes die een vierkante vorm hebben}\)
  4. \(\frac{4}{9}\times\frac{1}{5}\times 360=32\text{ gele snoepjes die een ronde vorm hebben}\)
  5. \(\frac{1}{8}\times\frac{5}{7}\times 280=25\text{ mannen die minstens 3 talen spreken}\)
  6. \(\frac{2}{5}\times\frac{4}{7}\times 350=80\text{ mannen die minstens 2 kinderen hebben}\)
  7. \(\frac{2}{3}\times\frac{2}{3}\times 54=24\text{ polsbandjes die lekker ruiken}\)
  8. \(\frac{1}{7}\times\frac{1}{6}\times 126=3\text{ mannen die minstens 2 kinderen hebben}\)
  9. \(\frac{8}{9}\times\frac{3}{7}\times 378=144\text{ mannen die minstens 2 kinderen hebben}\)
  10. \(\frac{4}{5}\times\frac{3}{6}\times 300=120\text{ jongens die met de fiets naar school komen}\)
  11. \(\frac{1}{4}\times\frac{4}{7}\times 84=12\text{ metalen doosjes die gebarsten zijn}\)
  12. \(\frac{2}{3}\times\frac{1}{4}\times 108=18\text{ vrouwen die minstens 2 kinderen hebben}\)
Oefeningengenerator wiskundeoefeningen.be 2024-11-21 12:07:20
Een site van Busleyden Atheneum Mechelen