Breuken (reeks 1)

Hoofdmenu Eentje per keer 

Reken uit

  1. \(\)In een school met 160 leerlingen zijn \(\frac{1}{4}\) van de leerlingen meisjes. Hiervan zijn er \(\frac{6}{10}\) die eten van thuis meenemen. Hoeveel meisjes die eten van thuis meenemen zijn er?\(\)
  2. \(\)In een doos met 96 stukken snoepgoed zijn \(\frac{1}{8}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{3}{4}\) die een ronde vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een ronde vorm hebben zijn er?\(\)
  3. \(\)In een vrachtwagen met 180 dozen zijn \(\frac{3}{6}\) van de dozen kartonnen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{3}\) die gebarsten zijn. Hoeveel kartonnen doosjes die gebarsten zijn zijn er?\(\)
  4. \(\)In een doos met 162 prullen zijn \(\frac{8}{9}\) van de prullen polsbandjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{3}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel polsbandjes die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
  5. \(\)In een doos met 96 stukken snoepgoed zijn \(\frac{1}{4}\) van de stukken snoepgoed koekjes. Hiervan zijn er \(\frac{6}{8}\) die een ronde vorm hebben. Hoeveel koekjes die een ronde vorm hebben zijn er?\(\)
  6. \(\)In een school met 700 leerlingen zijn \(\frac{9}{10}\) van de leerlingen meisjes. Hiervan zijn er \(\frac{8}{10}\) die eten van thuis meenemen. Hoeveel meisjes die eten van thuis meenemen zijn er?\(\)
  7. \(\)In een school met 80 leerlingen zijn \(\frac{3}{4}\) van de leerlingen jongens. Hiervan zijn er \(\frac{1}{4}\) die eten van thuis meenemen. Hoeveel jongens die eten van thuis meenemen zijn er?\(\)
  8. \(\)In een vrachtwagen met 315 dozen zijn \(\frac{1}{5}\) van de dozen metalen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{4}{7}\) die gebarsten zijn. Hoeveel metalen doosjes die gebarsten zijn zijn er?\(\)
  9. \(\)In een doos met 225 stukken snoepgoed zijn \(\frac{2}{5}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{8}{9}\) die een vierkante vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een vierkante vorm hebben zijn er?\(\)
  10. \(\)In een doos met 224 stukken snoepgoed zijn \(\frac{1}{7}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{3}{4}\) die een vierkante vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een vierkante vorm hebben zijn er?\(\)
  11. \(\)In een doos met 720 stukken snoepgoed zijn \(\frac{1}{10}\) van de stukken snoepgoed koekjes. Hiervan zijn er \(\frac{6}{9}\) die een vierkante vorm hebben. Hoeveel koekjes die een vierkante vorm hebben zijn er?\(\)
  12. \(\)In een doos met 180 stukken snoepgoed zijn \(\frac{4}{6}\) van de stukken snoepgoed koekjes. Hiervan zijn er \(\frac{8}{10}\) die een ronde vorm hebben. Hoeveel koekjes die een ronde vorm hebben zijn er?\(\)

Reken uit

Verbetersleutel

  1. \(\frac{1}{4}\times\frac{6}{10}\times 160=24\text{ meisjes die eten van thuis meenemen}\)
  2. \(\frac{1}{8}\times\frac{3}{4}\times 96=9\text{ gele snoepjes die een ronde vorm hebben}\)
  3. \(\frac{3}{6}\times\frac{1}{3}\times 180=30\text{ kartonnen doosjes die gebarsten zijn}\)
  4. \(\frac{8}{9}\times\frac{1}{3}\times 162=48\text{ polsbandjes die fluoriscerend zijn}\)
  5. \(\frac{1}{4}\times\frac{6}{8}\times 96=18\text{ koekjes die een ronde vorm hebben}\)
  6. \(\frac{9}{10}\times\frac{8}{10}\times 700=504\text{ meisjes die eten van thuis meenemen}\)
  7. \(\frac{3}{4}\times\frac{1}{4}\times 80=15\text{ jongens die eten van thuis meenemen}\)
  8. \(\frac{1}{5}\times\frac{4}{7}\times 315=36\text{ metalen doosjes die gebarsten zijn}\)
  9. \(\frac{2}{5}\times\frac{8}{9}\times 225=80\text{ gele snoepjes die een vierkante vorm hebben}\)
  10. \(\frac{1}{7}\times\frac{3}{4}\times 224=24\text{ gele snoepjes die een vierkante vorm hebben}\)
  11. \(\frac{1}{10}\times\frac{6}{9}\times 720=48\text{ koekjes die een vierkante vorm hebben}\)
  12. \(\frac{4}{6}\times\frac{8}{10}\times 180=96\text{ koekjes die een ronde vorm hebben}\)
Oefeningengenerator wiskundeoefeningen.be 2025-12-23 08:26:39
Een site van Busleyden Atheneum Mechelen